Posts filed under ‘Literatuurstudie’
Het Verdeelde Kind – Literatuuronderzoek omgang na scheiding (Spruijt c.s., Raad voor de Kinderbescherming, Utrecht, 2002)
Wat vooraf ging
In het verlengde van de op 24 juni 1999 in de Grote Kerk van Breda door Stichting Kind en Omgangsrecht (inmiddels Stichting Vader Kennis Centrum), het toenmalige Platform Samenwerkende Cliëntenorganisaties in Jeugdzorg en Familierecht (Platform SCJF, in 2003 opgeheven) en het Ministerie van Justitie (inmiddels Ministerie van Justitie en Veiligheid) georganiseerde conferentie “Het belang van het kind – Van toverformule naar hanteerbare definitie” en de daar door Prof. Dr. Richard A. Gardner gehouden lezing over het ‘Parental Alienation Syndrome (PAS)‘, drong het Platform SCJF in haar reguliere overleg met het Landelijk Bureau van de Raad voor de Kinderbescherming in de daarop volgende jaren 2000/2001 bij herhaling sterk aan op erkenning door de Raad van het ouderverstotingssyndroom (PAS) als specifieke vorm van (geestelijke) kindermishandeling van scheidingskinderen door “verblijfsouders”.
De Raad voor de Kinderbescherming die dit geenszins van plan was, heeft daarop in haar eenzijdige opdracht en door haar bekostigd door Ed Spruijt van de Universiteit Utrecht een zgn. literatuurstudie ter derangering van het ouderverstotingssyndroom laten verrichten, waarop de Raad zich in de jaren daarna steeds is blijven beroepen om het ouderverstotingssyndroom NIET te erkennen als vorm van kindermishandeling van scheidingskinderen.
Deze literatuurstudie “Het verdeelde kind” van Ed Spruijt c.s. die in opdracht van het Landelijk Bureau van de Raad voor de Kinderbescherming in 2002 werd gepubliceerd vindt u hieronder.
————————————————————-
Literatuuronderzoek omgang na scheiding
Het Verdeelde Kind
Auteurs: Ed Spruijt, Helga Kormos, Christine Burggraaf en Anneke Steenweg, Raad voor de Kinderbescherming, Utrecht, 2002. ISBN 90-39303262-2
Echtscheidingen die met conflicten gepaard gaan hebben allerlei negatieve effecten op kinderen zoals slechte schoolprestaties, depressieve klachten, meer riskante gewoonten en in een later stadium mogelijke relatieproblemen.
Daarnaast wordt er nog te weinig naar kinderen geluisterd als het gaat om de scheiding van hun ouders. Na een scheiding is omgang met beide ouders het beste voor kinderen. Maar dan wel met ouders, die geleerd hebben hun conflicten te beheersen en niet uit te vechten in het bijzijn van hun kinderen.
Deze en andere bevindingen staan in het rapport ‘Het verdeelde kind’, een literatuuronderzoek van de Universiteit Utrecht dat is gemaakt in opdracht van de Raad voor de Kinderbescherming. In het rapport worden meer dan 200 studies over scheiding en omgang besproken. Enkele aanbevelingen, die naar voren komen uit het rapport, over de gevolgen voor kinderen van verschillende omgangsregelingen na scheiding zijn:
- meer aandacht voor kinderen tijdens de gehele periode van het scheidingproces,
- fiscale beloning van goed lopende omgangsregelingen,
- het verplicht opstellen van een ouderschapsplan voor de tijd na de scheiding,
- verplichte hulpverlening voor ouders bij chronische conflicten.
Sinds 1998 blijft het gezamenlijk ouderlijk gezag na de scheiding in principe doorgaan. Toch ziet meer dan 20% van de kinderen na de scheiding hun uitwonende ouder, meestal de vader, niet meer. Soms belemmert moeder de omgang, soms vertrekt vader met de noorderzon of kan het voorkomen dat de kinderen zelf geen contact willen met de uitwonende ouder.
Vaak ruziën de ouders ook na de scheiding eindeloos verder over de omgangsregeling. Op verzoek van de rechter doet de Raad voor de Kinderbescherming jaarlijks onderzoek naar gezag en omgang na de scheiding voor 6000 à 8000 minderjarige kinderen.
Een van de doelen van de Raad, het bewerkstelligen van een voldoende aanbod op het gebied van scheidings- en omgangbemiddeling, wordt door het rapport ondersteund. Als het gaat om bemiddeling loopt Nederland duidelijk achter bij een aantal andere westerse landen.
Uit het rapport komen de volgende beschermende factoren voor kinderen na ouderlijke scheiding naar voren:
- een goed functionerende verzorgende ouder,
- een redelijke verstandhouding tussen vader en moeder,
- een autoritatieve opvoeding (warmte en aandacht, maar ook controle),
- goede (leeftijdspecifieke) communicatie tussen kind en ouders.
Risicofactoren voor kinderen zijn afwezigheid van beschermende factoren en verder doorruziënde ouders, weinig of geen sociale contacten en geen toegang tot hulpverlening. Ernstige problemen hebben kinderen bij vermoedens van PAS (ouderverstotingssyndroom) en kindermishandeling. Uiteindelijk zal grondig onderzoek moeten uitmaken of verplichte hulpverlening noodzakelijk is met een eventueel ingrijpen van de rechter.
november 1, 2002 at 11:59 pm Pieter Tromp Plaats een reactie
Discussie – Laatste commentaren