Posts filed under ‘Parental Alienation Syndrome’

In memoriam Rob van Altena (1931-2014)

Rob van Altena aan zijn werktafel in Oosterhout afgelopen zomer op 6 augustus 2014 (Foto P. Tromp)

Rob van Altena aan zijn werktafel in Oosterhout afgelopen zomer op 6 augustus 2014 (Foto P. Tromp)

Met droefheid brengen we u op de hoogte van het overlijden van Rob van Altena in Oosterhout op woensdag 10 september 2014 om ca. 12:30 uur.
Rob is 82 jaar geworden. Het ging de laatste maanden al steeds minder goed met zijn gezondheid.

Rob van Altena (1931) was musicus en leraar Frans; later vertaler en daarbij huisman. Vanaf 1986 was hij ook een gewaardeerd publicist over ongelijkheid m/v in echtscheiding en de situatie van verstoten (zorg-)vaders. Hij had daarbij speciale aandacht voor de werking en behandeling van het ouderverstotingssyndroom bij scheidingskinderen als gevolg van oudervervreemding door die groep haatzaaiende ouders die, nadat zij in een falend familierecht bij (echt-)scheiding het hoofdverblijf van de kinderen kregen toegewezen, misbruik maakten van het hen daarmee toegekende machtsmonopolie om de kinderen tegen de uitwonende ouder op te zetten en van deze te vervreemden.

Enkele van Rob’s publicaties over vaderdiscriminatie, ouderverstoting, scheiding en familierecht waren:

Rob’s eigen echtscheiding vond plaats naar Belgisch familierecht en duurde 12 jaar. Wat zijn leven en werk gedurende de afgelopen ruim 30 jaar tijdens en na zijn echtscheiding sterk getekend heeft was de door het Belgische familierecht gelegitimeerde ouderverstoting door de moeder en het ontbreken van elk contact met zijn beide dochters en later ook zijn kleinkinderen. Gedurende zijn huwelijk deed Rob zijn werk voor een uitgeverij thuis en zorgde hij daarbij voor zijn beide dochters. Rob schreef daar zelf in 1999 over:

Niemand had daar veel op aan te merken, maar toch kreeg de buitenshuis werkende moeder door rechtersgewoonte na een zitting van zeven minuten en zonder motivering de kinderen toegewezen. Twee jaar later werd na een lukrake beschuldiging ook het schamele bezoekrecht geschrapt.

Dit heeft hem in zijn verdere leven sterk bewogen en veel verdriet gedaan. In 2012 schreef Rob in het voorwoord tot de publieksversie van de eerste twee hoofdstukken van zijn autobiografische publicatie “Vaders gediscrimineerd, Echtscheiden in België, 1965 – 2006” daarover het volgende:

Het gaat (in deze publicatie) over Belgisch familierecht in het laatste derde part van de 20ste eeuw. De jaartallen 1965 en 2006 staan voor twee mijlpalen: de wet op de jeugdbescherming van 8 april 1965 en de wet op gelijkwaardig ouderschap na scheiding (wet-Onkelinx) van 18 juli 2006.
In de ruim veertig jaar daartussen heerste mannendiscriminatie: in feite kon elke gehuwde vrouw haar man op aanvraag uit het gezin laten wegsturen. Verreweg de meeste scheidingen werden dan ook geëist door de vrouw. Daarna behield de vader op papier een recht op omgang met de kinderen, maar dat kon de moeder zonder meer naast zich neerleggen. Zo raakten per jaar tienduizenden mannen alle contact met hun kinderen kwijt. Pas van 1995 tot 2006 zou er in het familierecht stap voor stap meer gelijkheid m/v tot stand komen.
Het juridische en ideologische kader van deze discriminatie is geschetst in de eerste twee hoofdstukken. Een voorbeeld vult de rest van het boek. Dat voorbeeld is autobiografisch, het heeft exact zo plaatsgevonden en op de genoemde tijdstippen. De grondtonen zijn schijnheiligheid, bedrog, discriminatie en poging tot afpersing. Omwille van verificatie zijn persoonsnamen vrijwel niet veranderd.
Toen het boek af was, heb ik het met enige verbijstering herlezen. Was dat mijn leven? Moest mij dat nu allemaal overkomen?
Inderdaad. En andere vaders is het zelfs nog slechter vergaan.
Maar daar hoort men niet veel van want in België werd (wordt?) men al gauw gestraft voor het ‘boosaardig verbreiden van feiten’ (art. 444 Str.W.) waarmee bedoeld wordt: het bekend maken van andermans boosaardige daden. Men kan een ander mens soms het ergste aandoen maar de getroffene mag dat niet bekend maken. Dat geldt als boosaardig. Deze getroffene is daar al eens voor veroordeeld en dat kan hem als recidivist nu dus duur te staan komen.
Echter, hij staat nu wel sterker want hij heeft niets meer te verliezen: deze geschiedenis heeft hem niet alleen zijn kinderen, maar ook alle welstand gekost. Hij heeft niet veel meer over dan het leven zelf.
En ook dat, menselijkerwijs gezien, niet meer al te lang. Dus, geachte rechtspraak: mocht mevrouw opnieuw een eis tot ‘schadevergoeding’ indienen, wilt u zo vriendelijk zijn de behandeling daarvan even lang te rekken als indertijd haar eigen 12 jaar lang gerekte echtscheidingsprocedure – zodat de uitspraak deze schrijver (die nu 81 is) kan bereiken in een andere dan deze valse wereld.

Rob komt de door hem zo anders gewenste wereld meer dan toe.
En in de ‘valse wereld’ die hij nu achterlaat zal hij door ons nog node worden gemist.

Opdat zijn herinnering en nalatenschap ons als achterblijvenden kan en zal blijven inspireren om voort te gaan naar de betere wereld die hem voor ogen stond … en hij zelf na al zijn inspanningen voor die andere (en betere) wereld nu mag rusten in liefde en vrede.

Peter Tromp
Vader Kennis Centrum

Nawoord

Op woensdagmiddag 17 september 2014 is afscheid genomen van Rob van Altena met een herdenkingsdienst in het Witte Kerkje van Slijk-Ewijk aan de Waaldijk (Dorpstraat 70), waarna Rob begraven is op de even verder gelegen begraafplaats van het kerkje in het nog door hem zelf uitgezochte graf op een lieflijke plaats onder een boom met vogelgetwitter.  Rust zacht lieve Rob, ik hield van je “oude brompot” en ik zal je vele telefoontjes en briefjes met knipsels en mijn bezoekjes aan jou, en samen met jou aan het buitenterras van Restaurant De Altena aan de Waal, meer dan missen.

20141017-WitteKerkje-Slijk-Ewijk2

DSC_0714

DSC_0702

DSC_0718

DSC_0722

DSC_0735

september 10, 2014 at 10:57 pm Plaats een reactie

Parent-Child Reunification After Alienation (Edward Kruk, 2013)

Parent-Child Reunification After Alienation – Strategies to Reunite Alienated Parents and Their Children

By Edward Kruk, Ph.D., 2013

Children and parents who have undergone forced separation from each other in the absence of abuse, including cases of parental alienation, are highly subject to post-traumatic stress, and reunification efforts in these cases should proceed carefully and with sensitivity. Alienated children seem to have a secret wish for someone to call their bluff, compelling them to reconnect with the parent they claim to hate; despite strongly held positions of alignment, alienated children want nothing more than to be given the permission and freedom to love and be loved by both parents (Baker, 2010). Yet the influence of the alienating parent is too strong to withstand, and children’s fear that the alienating parent may fall apart or withdraw his or her love holds them back. Research has shown that many alienated children can transform quickly from refusing or staunchly resisting the rejected parent to being able to show and receive love from that parent, followed by an equally swift shift back to the alienated position when back in the orbit of the alienating parent (Fidler and Bala, 2010). Thus while children’s stated wishes regarding parental residence and contact in contested custody after divorce should be considered, they should not be determinative in cases of parental alienation.

Reunification efforts subsequent to prolonged absence should be undertaken with service providers with specialized expertise in parental alienation reunification. A number of models of intervention have been developed, the best-known being Warshak’s (2010) Family Bridges Program, an educative and experiential program focused on multiple goals: allowing the child to have a healthy relationship with both parents, removing the child from the parental conflict, and encouraging child autonomy, multiple perspective-taking, and critical thinking. Sullivan’s Overcoming Barriers Family Camp (Sullivan et al, 2010), which combines psycho-educational and clinical intervention within an environment of milieu therapy, is aimed toward the development of an agreement regarding the sharing of parenting time, and a written aftercare plan. Friedlander and Walters’ (2010) Multimodal Family Intervention provides differential interventions for situations of parental alignment, alienation, enmeshment and estrangement. All of these programs emphasize the clinical significance of children coming to regard their parents as equally valued and important in their lives, while at the same time helping enmeshed children relinquish their protective role toward their alienating parents.

In reunification programs, alienated parents will benefit from guidelines with respect to their efforts to provide a safe, comfortable, open and inviting atmosphere for their children. Ellis (2005) outlines five strategies for alienated parents: (1) erode children’s negative image by providing incongruent information; (2) refrain from actions that put the child in the middle of conflict; (3) consider ways to mollify the anger and hurt of the alienating parent; (4) look for ways to dismantle the coalition between the child and alienating parent and convert enemies to allies; and (5) never give up on reunification efforts. As much as possible, Warshak (2010) recommends, alienated parents should try to expose their children to people who regard them, as parents, with honor and respect, to let children see that their negative opinion, and the opinion of the alienating parent, is not shared by the rest of the world. This type of experience will leave a stronger impression than anything the alienated parent can say on his or her own behalf, according to Warshak.

As Baker (2010) writes, alienated parents acutely feel the hostility and rejection of their children. These children seem cruel, heartless, and devaluing of their parents. Yet it is important to realize that from the child’s perspective, it is the targeted parent who has rejected them; they have been led to believe that the parent whom they are rejecting does not love them, is unsafe, and has abandoned them. Thus, the primary response of the alienated parent must always be one of loving compassion, emotional availability, and absolute safety. Patience and hope, unconditional love, being there for the child, is the best response that alienated parents can provide their children, even in the face of the sad truth that this may not be enough to bring back the child.

With alienating parents, it is important to emphasize that as responsible parenting involves respecting the other parent’s role in the child’s life, any form of denigration of a former partner and co-parent is harmful to children. Children’s connections to each parent must be fully respected, to ensure their well being, as children instinctively know, at the core of their being, that they are half their mother and half their father. This is easier said than done, as alienating parents are themselves emotionally fragile, with a prodigious sense of entitlement and need to control (Richardson, 2006), and thus pose significant clinical challenges. Yet poisoned minds and instilled hatred toward a parent is a very serious form of abuse of children. When children grow up in an atmosphere of parental alienation, their primary role model is a maladaptive, dysfunctional parent. It is for this reason that many divorce specialists (e.g., Fidler and Bala, 2010) recommend custody reversal in such cases, or at least a period of separation between a child and an alienating parent during the reunification process with an alienated parent. I have come to believe, however, that the means of combating alienation should not themselves be alienating, and that a non-punitive approach is most effective, with co-parenting being the primary goal. Thus engaging and involving the alienating parent in reunification programs, whenever possible, is critical (Sullivan et al, 2010).

Finally, it is often quite difficult to discern who is the alienating and who is the targeted parent in alienation cases. Thus equal or shared parenting is clearly preferable to primary residence or sole custody orders in potential alienation cases, as courts are ill-equipped to assess the dynamics attendant to parental alienation, and co-parenting is preventive of alienation.

Literature:

Baker, A. (2010). “Adult recall of parental alienation in a community sample: Prevalence and associations with psychological maltreatment.” Journal of Divorce and Remarriage, 51, 16-35.

Ellis, E.M. (2005). “Support for the alienated parent.” American Journal of Family Therapy, 33, 415-426.

Fidler, B. and Bala, N. (2010). “Children resisting postseparation contact with a parent: Concepts, controversies, and conundrums.” Family Court Review, 48 (1), 10-47.

Friedlander, S. & Walters, M.G. (2010). “When a child rejects a parent: Tailoring the intervention to fit the problem.” Family Court Review, 48 (1), 98-111.

Richardson, P. (2006). A Kidnapped Mind. Toronto: Dundurn Press.

Sullivan, M.J. et al. (2010). “Overcoming Barriers Family Camp.” Family Court Review, 48 (1), 116-135.

Warshak, R. (2010). “Family Bridges: Using insights from social science to reconnect parents and alienated children.” Family Court Review, 48 (1), 48-80.

december 31, 2013 at 10:58 pm Plaats een reactie

Uitspraak Rechtbank Den Bosch: Uit huis plaatsing vanwege ouderverstotingssyndroom (ECLI:NL:RBSHE:2012:BW5616, 2012)

Referentie: ECLI:NL:RBSHE:2012:BW5616, voorheen LJN BW5616, Rechtbank ‘s-Hertogenbosch, 246254 / JE RK 12-669 en 244529 / JE RK 12-423MZ01
Instantie: Rechtbank ‘s-Hertogenbosch
Datum uitspraak: 10-05-2012
Datum publicatie: 14-05-2012
Zaaknummer: 246254 / JE RK 12-669 en 244529 / JE RK 12-423MZ01
Rechtsgebieden: Personen- en familierecht
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg – meervoudig
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl, JPF 2012/100, RFR 2012/102

Inhoudsindicatie

De vier kinderen hebben hun hoofdverblijf bij moeder. Voor contact met vader bestaan volgens de Raad geen contra-indicaties. Tussen de kinderen en hun vader is al drie jaar op geen enkele wijze contact mogelijk gebleken, ook niet door tussenkomst van de rechtbank. Zo hebben forensische mediation en begeleide omgang tot niets geleid. Bij de kinderen is volgens de Raad sprake van het PAS-syndroom. De rechtbank acht de door de Raad verzochte ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk. Het bestaan van het PAS-syndroom én de overige (psychische) problemen van de kinderen vormen een zeer ernstige bedreiging van hun geestelijke ontwikkeling. Slechts door een ondertoezichtstelling in combinatie met een uithuisplaatsing, waarbij tevens sprake van behandeling van de kinderen dient te zijn, is het mogelijk de schade en bedreiging welke de kinderen thans is aangedaan te beperken en weg te nemen. De rechtbank realiseert zich dat de kinderen een hoge prijs moeten betalen voor het gedrag van hun ouders, maar gelet op het belang van de kinderen, op korte en lange termijn en de situatie waarin de kinderen door toedoen van hun ouders terecht zijn geraakt welke zeer schadelijk is voor hun gezondheid, kan niet anders worden geoordeeld.

Wetsverwijzingen

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 246254 / JE RK 12-669 en 244529 /JE RK 12-423MZ01
Uitspraak : 10 mei 2012

Inzake : Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing

Beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch, gegeven met betrekking tot de minderjarigen:
[minderjarige A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[minderjarige B], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[minderjarige C], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[minderjarige D], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

kinderen van:
[naam vader] en [naam moeder],
rechtens wonende in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch,
hierna ook wel te noemen: (de) vader en (de) moeder.

Het gezag over de minderjarigen berust bij de ouders.

Als belanghebbenden worden aangemerkt:
– vader;
– moeder;
– de minderjarigen [minderjarige A] en [minderjaige B];
– alsmede de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de Stichting Bureau Jeugdzorg (hierna: de stichting).

De rechtbank heeft kennisgenomen van:

  • een brief met acht bijlagen van mr. Kranenburg d.d. 19 maart 2012;
  • een brief met acht bijlagen van mr. Kranenburg d.d. 20 maart 2012;
  • een brief met twee bijlagen van mr. Kranenburg d.d. 20 maart 2012;
  • een brief met een bijlage van mr. Kranenburg d.d. 20 maart 2012;
  • de zittingsaantekeningen van mr. Kranenburg d.d. 21 maart 2012;
  • de faxbericht van de stichting d.d. 17 april 2012;
  • een brief van mr. Peters d.d. 17 april 2012;
  • de zittingsaantekeningen van mr. Kranenburg d.d. 18 april 2012 met bijlage;
  • een schriftelijk verzoek van de Raad van 23 april 2012;
  • een faxbericht met bijlagen van de stichting van 24 april 2012.

De procedure

Op 9 maart 2012 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift met bijlagen van vader, strekkende tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarigen en het vastleggen van een – in het kader van de verzochte ondertoezichtstelling – verdeling van zorg- en opvoedingstaken op verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per overtreding (zaaknummer 244529 JE RK 12-423MZ01).

Op 21 maart 2012 heeft de kinderrechter het verzoekschrift ter zitting met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn gehoord vader, moeder alsmede een vertegenwoordiger van de Raad en van de stichting. Op die zitting heeft de Raad een verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige A], [minderjarige B], [minderjarige D] en [minderjarige C] gedaan.

De kinderrechter heeft de beslissing op de verzoeken aangehouden, teneinde eerst [minderjarige A] en [minderjarige B] over die verzoeken te kunnen horen. Die periode is door de ouders benut om de contacten tussen vader en de kinderen te hervatten. Gebleken is dat na de aanhouding van de zitting door de kinderrechter tot de zitting van 18 april 2012, de ouders hebben geïnvesteerd in het herstel van het contact tussen vader en de kinderen en de ouders onderling.

Op 18 april 2012 heeft de kinderrechter ter zitting met gesloten deuren [minderjarige A] en [minderjarige B] gehoord. Vervolgens zijn de vader, moeder en de vertegenwoordiger van de Raad en van de stichting gehoord. De ouders hebben tijdens die voortgezette behandeling hun standpunten nogmaals uiteengezet en verslag gedaan over de afgelopen periode. De vader heeft een schriftelijk voorstel voor een opbouwende omgangsregeling gedaan. Moeder heeft hiertegen verweer gevoerd.

Tijdens deze zitting blijkt dat sinds de zitting van 21 maart 2012 contacten hebben plaatsgevonden tussen vader en de kinderen. Sprake was van een opbouw, op grond waarvan de Raad vader heeft geadviseerd het verzoek tot de ondertoezichtstelling in te trekken, op basis van strategische en psychologische gronden, om hem zodoende “uit de boeman-positie” te krijgen. Vader heeft vervolgens zijn verzoek ter zitting ingetrokken. Nu het verzoek tot het vastleggen van een verdeling van zorg- en opvoedingstaken door vader in het kader van een verzoekt tot ondertoezichtstelling is gedaan, beschouwt de kinderrechter ook dat verzoek als ingetrokken. Op die verzoeken behoeft derhalve niet meer te worden beslist.

De Raad zag overigens, hierbij gesteund door de stichting, aanleiding zelfstandig ter zitting een verzoek tot een ondertoezichtstelling van de kinderen te doen. De Raad heeft gepersisteerd bij haar verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing. Dit verzoek is schriftelijk bevestigd op 23 april 2012 (zaaknummer 246254 JE RK 12-669). Ter zitting heeft de Raad tevens verzocht in het kader van de verzochte ondertoezichtstelling, voor het geval geen machtiging uithuisplaatsing wordt afgegeven, de voorlopige omgangsregeling zoals door vader is voorgesteld vast te leggen.

De kinderrechter heeft de zaak vervolgens verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.

Van het verhandelde ter zitting op 21 maart 2012 en 18 april 2012 is proces-verbaal opgemaakt.

De verzoeken

De Raad verzoekt de rechtbank een ondertoezichtstelling alsmede machtiging uithuisplaatsing voor de duur van één jaar voor [minderjarige A], [minderjarige B], [minderjarige D] en [minderjarige C] uit te spreken. De Raad heeft bij monde van haar vertegenwoordiger gesteld dat, anders dan de vrouw stelt, wel degelijk gronden voor een ondertoezichtstelling aanwezig zijn. De kinderen worden in hun ontwikkeling bedreigd, nu zij een waar schrikbeeld van de vader hebben en klem zitten tussen hun ouders. Reeds het feit dat alle vier de kinderen blijkens de betreffende behandelverslagen ernstige reacties vertonen bij [naam instelling] als over vader wordt gesproken, maakt al dat sprake is van een ernstige bedreiging. De kinderen hebben last van het slechte beeld dat zij van hun vader hebben.

De vader en moeder zijn er niet in geslaagd om hun conflicten op partnerniveau te beslechten waardoor de huidige ernstige situatie is ontstaan. Enkel een ondertoezichtstelling is onvoldoende om de ernstige bedreiging van de kinderen weg te nemen en de situatie waarin de kinderen zich thans bevinden ten goede te keren. Reeds alle overige denkbare middelen zijn ingezet, forensische mediation, diverse gerechtelijke procedures, begeleide omgang via [naam omgangshuis] , echter zonder resultaat. Enkel een ondertoezichtstelling kan weinig kans van slagen hebben, gelet op onder meer de vastgelopen communicatie tussen ouders, omdat er een groot risico is dat de gezinsvoogd in een parallel proces terecht komt en verzandt in de communicatie tussen ouders. Om dat te voorkomen verzoekt de raad een machtiging uithuisplaatsing. De onderliggende reden hiervoor is dat zowel de Raad als de stichting van mening zijn dat bij de kinderen sprake is van een ouderverstotingssyndroom, hetgeen zeer schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen. In dit verband spreekt de Raad zelfs van kindermishandeling.

De Raad is van oordeel dat het noodzakelijk is dat het beeld van vader in de ogen van de kinderen in de nabije toekomst bijstelling behoeft. De kinderen laten extreme reacties zien op hun vader. Moeder werkt gaandeweg deze procesvoering eerst mee aan de totstandkoming van omgang, maar trekt deze omgang later weer in twijfel en geeft aan niet te willen komen tot een (voorlopige) omgangsregeling tussen de kinderen en hun vader. De Raad ziet voldoende gronden voor het verzoeken van een ondertoezichtstelling op basis van bovengenoemde feiten. De ontwikkelingen ter zitting van 18 april 2012, en in het bijzonder de hardnekkige opstelling van moeder en haar raadsvrouw heeft ertoe geleid dat de Raad persisteert bij haar eerder gedane verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing van alle vier de kinderen. Vanuit een neutrale verblijfplaats, is het mogelijk omgang te organiseren tussen de kinderen en hun vader en tussen de kinderen en hun moeder. De gezinsvoogd kan dit proces actief begeleiden en zo voor de kinderen een reëel beeld creëren van beide ouders. Daarnaast kunnen ouders (met hulp) aan de slag met het reorganiseren van hun ouderschap “op afstand”.

De Raad verzoekt derhalve de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van één jaar, alsmede de kinderen voor de duur van de ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.

De stichting ondersteunt de verzoeken van de Raad. De stichting heeft bij brief van 17 april 2012 een kort verslag gegeven over het verloop van de contacten tussen de ouders en de kinderen in de periode van 21 maart tot 18 april 2021.

Ter zitting is namens de stichting gesteld dat de kinderen “klem en verloren” zitten tussen hun ouders en dat de kinderen vanuit de thuissituatie bij de moeder niet de kans krijgen om een relatie met de vader op te bouwen. De stichting spreekt over een zeer ernstige situatie waarin de kinderen verkeren. Ter illustratie hiervan verwijst de stichting naar de escalatie tussen de ouders en kinderen welke plaatsvond tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling op 18 april 2012.

De vader verklaart ter zitting dat hij wel gronden ziet voor een ondertoezichtstelling, maar dat hij deze niet (meer) zelf wenst te verzoeken, omdat hij niet door de kinderen als een boeman wil worden gezien. De vader stelt dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd omdat de vrouw de contacten tussen vader en de kinderen op alle mogelijke manieren, zowel feitelijk als juridisch, frustreert, waardoor de kinderen van hem vervreemden. Door de opstelling van de moeder hebben de kinderen een uiterst negatief beeld van hun vader gekregen. De vader stelt dat bij de kinderen sprake is van tekenen van het ouderverstotingssyndroom. De moeder persisteert in haar weigerachtige houding en stimuleert de kinderen niet om – op een normale wijze – contact aan te gaan met de vader. Voorts weigert zij het beeld dat de kinderen hebben van hun vader bij te stellen. De moeder blijft de kinderen bij voortduring opzetten tegen hun vader. Naar het oordeel van de vader heeft tot mei 2009 op een normale wijze contact plaatsgevonden tussen hem en de kinderen. Sindsdien heeft de vader geen contact meer gehad met de kinderen. Vader heeft schriftelijk een voorstel voor opbouw van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gedaan, welk verzoek hij zoals hiervoor overwogen heeft ingetrokken.

De vader kan zich niet vinden in de verzochte machtiging uithuisplaatsing. Hij verklaart desgevraagd dat hij niet wil dat de kinderen uit huis worden geplaatst.

De moeder voert gemotiveerd verweer tegen zowel de verzochte ondertoezichtstelling alsmede de uithuisplaatsing. De moeder stelt dat de vader de rechtbank onjuist informeert nu de contacten tussen de vader en de kinderen – tot mei 2009 – niet op een normale wijze zijn verlopen. De moeder heeft naar haar oordeel desondanks steeds meegewerkt aan de omgang. Bij de kinderen is echter sprake van grote angst en onrustgevoelens jegens de vader. De oorzaak hiervan ligt volgens de moeder in het huiselijk geweld dat de vader jegens de moeder en de kinderen heeft gepleegd, doch dat hij op geen enkele wijze erkent. Het feit dat de vader, aldus de moeder, niet strafrechtelijk voor die feiten is veroordeeld, betekent immers niet dat hiervan geen sprake is geweest. De moeder stelt dat pas op het moment dat de vader het geweld erkent de kinderen hem kunnen vergeven en de gebeurtenissen een plaats kunnen geven. Pas dan zal er ruimte zal kunnen komen voor neutrale, dan wel positieve gevoelens ten aanzien van de vader.

Volgens de moeder ontbreekt iedere grond en noodzaak voor een ondertoezichtstelling. Uit niets blijkt dat sprake is van problemen waarbij een eerder ingezette aanpak heeft gefaald. Met de kinderen gaat het, zoals ook blijkt uit de schoolrapporten en de behandelverslagen van [naam instelling] , goed. Zij zitten bij afwezigheid van de vader goed in hun vel, zijn vriendelijk en sociaal en vorderen goed op cognitief vlak. Moeder heeft in de bijlage, overgelegd bij de zittingsaantekeningen van haar advocaat d.d. 18 april 2012, verweer gevoerd tegen de door vader voorgestelde geleidelijke opbouw van contacten tussen hem en de kinderen.

Moeder concludeert dat aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling noch uithuisplaatsing is voldaan en baseert zich hierbij mede op de uitspraak van de Hoge Raad van 13 april 2001 (LJN AB1009). Bovendien, zo stelt moeder bij monde van haar advocaat met een beroep op de dissertatie van G.J. van Wijk (“Hoezo noodzakelijk? Rechtsgronden voor kinderbeschermingsmaatregelen), dat de maatregel van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in het onderhavige geval meer kwaad dan goed zal doen.

[minderjarige A] heeft verklaard dat het goed met haar gaat. Zij wil geen contact hebben met haar vader, die op haar verzoek “[roepnaam vader]” wordt genoemd. Zij is boos op hem, omdat hij niet de waarheid heeft gesproken over de mishandeling van haar moeder en omdat hij haar, [minderjarige B], [minderjarige D] en [minderjarige C] als leugenaar heeft bestempeld. [minderjarige A] heeft geen vertrouwen in haar vader temeer nu hij haar heeft geschreven haar met rust te laten, terwijl hij tegelijkertijd wel om een ondertoezichtstelling heeft verzocht.

[minderjarige B] heeft verklaard dat het goed met haar gaat. Zij wil geen contact hebben met haar vader. Zij vertelt nooit goed contact met hem te hebben gehad, omdat hij niet als een vader voelt aangezien hij altijd met zichzelf bezig was. [minderjarige B] wil graag dat haar vader haar met rust laat en haar de tijd gunt om zelf te bepalen wanneer zij contact met haar vader zal opnemen. [minderjarige B] is bang voor haar vader, omdat zij vindt dat hij niet te vertrouwen is. [minderjarige B] neemt het haar vader kwalijk dat hij heeft gelogen over de mishandeling van haar moeder die hij, na deze eerst steeds te hebben ontkend, wel tijdens het eerste contact met de kinderen aan hen heeft toegegeven.

De beoordeling

Thans komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de verzoeken tot de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige A], [minderjarige B], [minderjarige D] en [minderjarige C].

Het toepassen van de maatregel van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing betekent een inmenging in het gezinsleven van ouders en kinderen. Deze maatregel is slechts gerechtvaardigd indien zij berust op de in de wet aangegeven gronden en dient ter bescherming van het belang van de kinderen.

Artikel 1:254, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft betrekking op de ondertoezichtstelling en bepaalt het volgende.

“Indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig wordt bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen, kan de kinderrechter hem onder toezicht stellen van een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de Jeugdzorg”.

Artikel 1:261, eerste lid BW heeft betrekking op de uithuisplaatsing en bepaalt het volgende:

“Indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter de stichting (…) op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. De machtiging kan eveneens worden verleend op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of van het openbaar ministerie”.

De rechtbank concludeert dat zowel aan de gronden voor de ondertoezichtstelling als aan de gronden voor de machtiging uithuisplaatsing is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank worden zowel [minderjarige A], [minderjarige B], [minderjarige D] als [minderjarige C] ernstig in hun ontwikkeling bedreigd en is zowel een ondertoezichtstelling als een uithuisplaatsing, hoe ingrijpend deze maatregelen ook voor [minderjarige A], [minderjarige B], [minderjarige D] en [minderjarige C] zullen zijn, noodzakelijk in het belang van hun verzorging en opvoeding gelet op de volgende feiten en omstandigheden.

De rechtbank stelt vast dat de communicatie tussen ouders in ieder geval al sinds mei 2009 zeer moeizaam verloopt en dat er sinds mei 2009, met uitzondering van de periode van 21 maart 2012 tot 18 april 2012 (welke korte periode van contact door beide ouders als positief is ervaren), geen contact is geweest tussen de vader en de kinderen. Hiertoe zijn, mede door tussenkomst van de rechtbank, diverse pogingen ondernomen. De rechtbank doelt hierbij op het door haar gelaste forensisch ouderschapsonderzoek, nadat diverse door de rechtbank opgelegde omgangsregelingen niet succesvol bleken te zijn, evenmin als de door haar opgelegde begeleide omgang bij “[naam omgangshuis] ”.

Het forensisch ouderschapsonderzoek is op last van de rechtbank in de bodemprocedure aangevangen door forensisch mediator [naam mediator], maar is voortijdig afgebroken zonder dat hierbij het contact tussen de vader en de kinderen tot stand is gekomen.

Ook de begeleide omgang bij “[naam omgangshuis] ” heeft, anders dan de rechtbank heeft beslist, niet tot enig contact, anders dan de uitwisseling van brieven tussen vader en de kinderen, geleid. Hierover heeft “[naam omgangshuis] ” in haar rapportage van 14 januari 2012, aangevuld bij brief van 20 januari 2012 (als productie G en H door de moeder bij brief van 20 maart overgelegd) het volgende gesteld:

“Kinderen zijn allen boos en stellig dat ze vader niet willen zien. (…). Kinderen laten heftige emoties zien zoals boos en angstig, praten in volwassen taal en spreken elkaar na. Kinderen willen dat vader hen met rust laat en toegeeft dat hij moeder heeft geslagen en dit ook toegeeft aan de rechters. (…). Tijdens dit voorbereidend gesprek blijkt dat de kinderen zo vol emoties zitten dat zij niet te sturen zijn en te begrenzen. Dit maakt dat het Omgangshuis er voor kiest om het eerste contact via brieven te laten verlopen omdat het nu onverantwoord is dat de kinderen vader zien maar het is ook onverantwoord hier niets mee te doen omdat de kinderen zo vast zitten in hun beeld van vader dat er geen realiteitszin meer lijkt te zijn. Het is heel belangrijk dat er toch weer ruimte gecreëerd gaat worden bij de kinderen. (…). Het doel om tot contactherstel te komen tussen vader en de kinderen is niet behaald, het Omgangshuis heeft de visie dat contact tussen vader en de kinderen op dit moment teveel onrust en emoties zou veroorzaken bij de kinderen en moeder. (…). Het omgangshuis maakt zich grote zorgen over het beeld wat de kinderen hebben van hun vader. Zij uiten zich zeer negatief over vader en laten zich hier niet in begrenzen door het omgangshuis. Het Omgangshuis is het ook opgevallen dat moeder de kinderen niet begrenst in de manier waarop zij zich uitten over vader. Het spreken over vader brengt paniek en ontzetting teweeg bij de kinderen. Dit wordt door hen gekoppeld aan ervaringen uit het verleden. Er is onvoldoende vertrouwen bij moeder en de kinderen om ruimte te creëren voor een genuanceerder beeld van vader in het heden. [naam huisvriend], hij noemt zichzelf huisvriend van moeder en de kinderen, is regelmatig aangesloten bij de gesprekken. Volgens het Omgangshuis is hij aan de ene kant steunend voor moeder en de kinderen, maar aan de andere kant bevestigt hij het beeld van vader bij de kinderen en brengt hij geen ruimte in om het beeld van vader te kunnen bijstellen. Het Omgangshuis vindt het van groot belang, voor de ontwikkeling van de kinderen, dat moeder en de kinderen hierbij worden geholpen. Zij adviseert deze hulp te vragen via het Trauma team van het GGZE of via Psychologen Praktijk [naam instelling] , eventueel onder supervisie van het Trauma Team van de GGZE”.

Uit deze verslaglegging van “[naam omgangshuis] ” leidt de rechtbank af dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door het feit dat de kinderen bij “[naam omgangshuis] ” ernstig acting outgedrag vertonen op het moment dat slechts enkel over vader wordt gesproken. Het feit dat moeder weliswaar heeft meegewerkt aan de begeleide omgang en de kinderen hierin heeft gestimuleerd maakt dit niet anders, nu het ook moeder is die niet in staat is (gebleken) de kinderen te begrenzen in de manier waarop zij zich uit(t)en over vader, waarbij overigens ook de rol van de huisvriend van moeder hierin niet als onverdeeld positief kan worden geduid. Bovendien bevestigt het verslag van “[naam omgangshuis] ” dat de geestelijke gesteldheid van de kinderen wordt bedreigd. Of hiervoor nu juist hulp van het Trauma Team, hetgeen door moeder is betwist, of van Psychologenpraktijk [naam instelling] nodig is, is in zoverre niet relevant nu het feit dát de kinderen die hulp nodig hebben, hetgeen ook door ouders is onderkend, vast staat.

In dat verband wijst de rechtbank op de psychologische behandeling van alle vier de kinderen bij Psychologenpraktijk [naam instelling] . Door de moeder zijn de behandelovereenkomsten van de kinderen en het behandelverslag van [minderjarige D] en [minderjarige C] in het geding gebracht en is hierop uitdrukkelijk een beroep gedaan.

Uit die behandelovereenkomsten en het behandelverslag leidt de rechtbank af, dat de zorgen die zowel de Raad, de stichting als “[naam omgangshuis] ” over de kinderen hebben, terecht en zeer groot zijn. De rechtbank overweegt dat die inhoud van deze stukken bevestigt dat sprake is van een ernstige bedreiging van de geestelijke belangen van de kinderen welke bedreiging niet door tussenkomst van “[naam omgangshuis] ” noch [naam instelling] kon worden afgewend. De behandeling bij [naam instelling] is gestart, na een initiatief hiertoe van moeder waarmee vader uiteindelijk heeft ingestemd. Dat de ouders hiertoe hebben besloten valt te prijzen. Echter de oorzaak voor deze behandeling van alle vier de kinderen is gelegen in de echtscheidingsproblematiek welke in alle heftigheid gedurende langere tijd structureel en op alle fronten (zowel financieel als voor wat betreft de kinderen) speelt. Kennelijk hadden de kinderen deze vorm van begeleiding nodig om die echtscheidingsperikelen van hun ouders en het onvermogen van de ouders om zich hier in hun rol als ouders van te distantiëren, het hoofd te kunnen gaan bieden, hetgeen overigens tot op heden nog niet is gelukt. Dat het blijkens schoolrapporten mogelijk wel goed gaat met de kinderen op school, doet aan die conclusie niets af.

De rechtbank wijst ter onderbouwing van haar conclusie hierbij op de volgende passages uit de stukken van [naam instelling] .

Behandelovereenkomst [minderjarige A] / beschrijvende diagnose
Er is bij [minderjarige A] sprake van veel onverwerkte boosheid ten opzichte van haar vader en instanties waar ze mee te maken heeft gehad in verband met de zaak betreffende een omgangsregeling. [minderjarige A] heeft geen contact met haar vader en dit wil zij ook graag zo houden. De loyaliteit naar haar moeder is juist heel sterk. [minderjarige A] functioneert goed op school, thuis bij haar moeder en met vriendinnen.

Behandelovereenkomst [minderjarige B]/ beschrijvende diagnose
Er is bij [minderjarige B] sprake van veel onverwerkte boosheid ten opzichte van haar vader, waar ze veel negatieve ervaringen mee heeft opgedaan, waarbij ze het vertrouwen in hem volledig is verloren. Er is geen contact tussen de vader en de kinderen. De loyaliteit naar haar moeder is juist heel sterk. [minderjarige B] functioneert goed op school, thuis bij haar moeder en met vriendinnen.
Behandelovereenkomst [minderjarige D] / beschrijvende diagnose
[minderjarige D] is een ruim [leeftijd] meisje dat veel heeft meegemaakt en nog meemaakt met betrekking tot de relatie tussen haar ouders, de scheiding en vele gebeurtenissen die daar omheen hebben plaatsgevonden. [minderjarige D] is van nature gesloten en houdt veel rekening met hoe iets voor een ander is. Het liefst ontziet ze anderen in hetgeen haar bezig houdt, waardoor er te weinig ruimte is voor haar eigen gevoel en beleving.

Behandelovereenkomst [minderjarige C] / beschrijvende diagnose
[minderjarige C] is een jongen van [leeftijd] die last heeft van de situatie die er tussen de ouders speelt en gespeeld heeft in het verleden. Hij heeft nare herinneringen aan gebeurtenissen thuis en voelt zich buitenshuis niet veilig vanuit de angst dat hij wellicht geconfronteerd wordt met onverwacht contact met zijn vader. [minderjarige C] voelt zich prettig in het contact met zijn zussen en haalt hier steun uit. Hij heeft moeite om zich te concentreren. Onduidelijk is of dit een gevolg is van de gebeurtenissen en de huidige spanningen die zich van tijd tot tijd voordoen of dat dit een op zichzelf staand probleem is.

Over [minderjarige D] en [minderjarige C] is door moeder ook het behandelverslag in het geding gebracht. [naam instelling] concludeert hierin het volgende.

“De conclusie van de behandeling tot op heden is dat er bij [minderjarige D] en [minderjarige C] op emotioneel niveau onvoldoende ruimte is om zichzelf open te stellen om een (positieve) representatie c.q. beeld van vader te ontwikkelen. Beiden lijken een bestaan van vader te loochenen, hij is er niet voor hen. Het vermoeden bestaat dat [minderjarige D] en [minderjarige C] mogelijk onvoldoende positieve hechtingservaringen met vader hebben opgedaan. De ingrijpende gebeurtenissen voor, tijdens en na de scheiding hebben dit mogelijk versterkt. Praten over vader, denken, laat staan voelen roept grote angst bij hen op en dit weren zij af door te ontkennen dat hij bestaat. Op (object) relationeel vlak is de ontwikkeling van [minderjarige D] en [minderjarige C] gestagneerd en zijn zij als persoon zeer kwetsbaar. (…). Zo kan er dan eveneens langzamerhand ruimte ontstaan om een beeld van (een) vader toe te laten in hun emotioneel leven zonder dat dit met druk gepaard gaat van één van beide ouders. Tevens zal dan ruimte kunnen ontstaan om meer gedifferentieerd te zijn in de relatie met moeder, te weten allerlei verschillende gevoelens aan haar durven tonen. Van belang voor een gezonde sociaal-emotionele ontwikkeling is dat zij beide kunnen ervaren en de bijbehorende gevoelens (…) kunnen verdragen. Het lijkt daarbij aan te bevelen dat vader zich open stelt voor begeleiding om stil te staan bij de wijze waarop hij kan luisteren naar de kinderen, zodat zij zich echt gehoord en gezien voelen door hem”.

Daar komt nog bij dat ook uit de e-mail van moeder aan vader d.d. 17 april 2012 welke als bijlage bij de zittingsaantekeningen van de advocaat van de moeder ter zitting van 18 april 2012 is overgelegd, blijkt dat alle kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Weliswaar heeft de moeder deze e-mail aangegrepen om aan te geven waarom (nog) niet moet worden gewerkt aan een (geleidelijke) uitbreiding van de “omgang” zoals door vader is voorgesteld, maar de rechtbank ziet in de inhoud van dit e-mailbericht een bevestiging van haar conclusie dat de kinderen ernstig worden bedreigd in hun geestelijke ontwikkeling en dat een uithuisplaatsing van de kinderen, hoe treurig dan ook voor de kinderen, noodzakelijk is.

In dit verband wijst de rechtbank in het bijzonder op de volgende passages.

“Je hebt zelf ervaren dat het vertrouwen van de kinderen in jou helaas nihil is: [minderjarige C] durft zelf niet eens open te doen als je voor de deur staat en ondanks jullie gedeelde liefde voor voetbal wil hij geen balletje met je trappen. De contacten zijn er maar de afstand en het wantrouwen is nog zeer groot en dat heeft tijd nodig. (…). Zelf heb ik de afgelopen weken ervaren dat de kinderen bijzonder gespannen zijn in de aanloop naar de dagen dat er omgang is en dat de opluchting als het weer voorbij is, erg groot is. (…). [minderjarige A] heeft zelfs letterlijk gezegd dat, als het aan haar ligt, ze niets te maken wil hebben met je”.

Uit voornoemde feiten en omstandigheden volgt reeds dat alle andere middelen ter afwending van de bedreiging van de geestelijke belangen van de kinderen hebben gefaald en zullen falen. Het is immers geen enkele instantie, al dan niet na hiertoe te zijn gelast door de rechtbank, gelukt deze bedreiging weg te nemen.

Tot de overtuiging van de rechtbank dat aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing is voldaan, draagt voorts bij de door vader erkende en door moeder niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken stelling van de Raad dat bij de kinderen sprake is van het ouderverstotingssyndroom, ook wel PAS (Parental Alienation Syndrome) genoemd. Bij het ouderverstotingssyndroom is sprake van een pathologische binding tussen ouder en kind, in dit geval moeder en de kinderen, met uitsluiting van de andere ouder, in casu vader. De voornaamste uiting hiervan is een ongerechtvaardigd denigrerende houding van het kind tegenover de uitwonende ouder.

De gedingstukken alsmede de uitlatingen en gedragingen van alle kinderen ten overstaan van “[naam omgangshuis] ” en [naam instelling] en die van [minderjarige A] en [minderjarige B] ten overstaan van de kinderrechter welke hen heeft gehoord, bevestigen dat hiervan sprake is. Dat moeder een rechtvaardiging vindt voor het afhouden van (te snel) contact tussen vader en de kinderen, gelegen in een door haar gestelde mishandeling in het verleden van haar door vader – waarvan vader zowel in eerste aanleg als in appel is vrijgesproken – en door de wens van de kinderen om geen contact meer te hebben met hun vader, kan hieraan op geen enkele wijze afdoen, nog daargelaten dat zulks nimmer reden kan zijn voor het (voeden van) het ouderverstotingssyndroom waaraan de kinderen thans lijden. Immers de Raad heeft onomwonden in haar rapport van 9 april 2010 geconcludeerd dat geen sprake is van enige contra-indicatie voor het (herstellen van het) contact tussen de kinderen en vader en heeft die conclusie zowel ter zitting van 21 maart 2012 als die van 18 april 2012 bevestigd. Deze conclusie is ondersteund door de stichting. Het verweer van moeder dat die contra-indicaties wel aanwezig zijn getuige het gedrag van de kinderen acht de rechtbank van onvoldoende gewicht nu die gedragingen juist de constatering van het ouderverstotingssyndroom bevestigen en de conclusie dat de kinderen ernstig in hun geestelijke ontwikkeling worden bedreigd ten gevolge waarvan een uithuisplaatsing noodzakelijk is, onderbouwen. Het baart de rechtbank zorgen dat moeder dit niet onder ogen wil zien.

De rechtbank overweegt dat het bestaan van het ouderverstotingssyndroom bij alle vier de kinderen in onderling verband bezien met de overige (psychische) problemen van de kinderen een zeer ernstige bedreiging van de geestelijke ontwikkeling van de kinderen vormt. Slechts door een ondertoezichtstelling in combinatie met een uithuisplaatsing, waarbij tevens sprake van behandeling van de kinderen dient te zijn, is het mogelijk de schade die dit ouderverstotingssyndroom alsmede hetgeen dat daartoe heeft geleid, al heeft aangericht te beperken en zo mogelijk weg te nemen.

Gelet op het vorenoverwogene in onderling verband beschouwd met de gedingstukken en het het verhandelde ter zitting concludeert de rechtbank dat [minderjarige A], [minderjarige B], [minderjarige D] en [minderjarige C] thans in een omgeving opgroeien waar het hen niet vrij staat een band, op welke wijze dan ook, op te bouwen met hun vader. De argumenten die moeder hiervoor hanteert acht de rechtbank van onvoldoende gewicht. De kinderen verblijven reeds gedurende langere tijd in een omgeving waarin de vechtscheiding van hun ouders, en niet de kinderen zelf, centraal staan. De kinderen zijn inzet van de strijd geweest, met alle gevolgen van dien. Dat de kinderen de thans ingezette en ook nog geadviseerde begeleiding nodig hebben is een gevolg daarvan geweest evenals de aanwezigheid van het als zeer ernstig te noemen ouderverstotingssyndroom. Het feit dat het vader noch moeder lukt tezamen afspraken te maken over hun rol als ouders van de kinderen en in redelijkheid als ouders met elkaar en met hun kinderen om te gaan, heeft ertoe geleid dat de huidige situatie niet meer kan worden gehandhaafd en op geen enkele wijze in het belang van de [minderjarige A], [minderjarige B], [minderjarige D] en [minderjarige C] kan worden geacht. De kinderen worden ernstig in hun geestelijke ontwikkeling bedreigd. Het feit dat zij niet de kans krijgen onbelast contact met beide ouders te hebben en sprake is van het ouderverstotingssyndroom, maakt dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is. Het nog langer later verblijven van de kinderen in deze omgeving moet als zijnde zeer schadelijk en niet in het belang van de kinderen worden geacht. Slechts een ondertoezichtstelling, een uithuisplaatsing en behandeling van de kinderen voor het hen door beide ouders aangedane leed, kan in hun belang worden geacht. De rechtbank realiseert zich dat de kinderen een hoge prijs moeten betalen voor het gedrag van hun ouders. Echter, gelet op het belang van de kinderen op zowel korte als lange termijn en het feit dat de kinderen door toedoen van hun ouders thans in een geweldsvacuüm terecht zijn geraakt dat zeer schadelijk is voor hun geestelijke gezondheid, kan niet anders worden geoordeeld. Vanuit de uithuisplaatsing, bezien als een “nulpunt”, zullen de vader en de moeder hun rol als ouder, onder deskundige begeleiding, dienen te hervatten. De rechtbank wenst zicht te houden op de ontwikkeling van de kinderen en de vorderingen van de ouders met betrekking tot hun taak als opvoeders en zal daarom het verzoek tot de machtiging uithuisplaatsing slechts voor de duur van zes maanden – in plaats van de verzochte duur van één jaar – afgeven en voor het overige aanhouden.

De Raad en de stichting dienen de rechtbank tijdig voor afloop van deze periode te informeren over het verloop van de uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van de kinderen en ontwikkelingen in de relatie tussen ouders.

Nu het verzoek tot de machtiging uithuisplaatsing wordt toegewezen, behoeft geen voorlopige omgangsregeling in het kader van de ondertoezichtstelling te worden opgelegd. Het tot stand brengen van de contacten tussen vader, moeder en de kinderen, nadat deze uit huis zijn geplaatst, zal aan de stichting worden overgelaten.

De beslissing

De kinderrechter:

  • stelt de minderjarigen voornoemd onder toezicht van een stichting, te weten: BUREAU JEUGDZORG NOORD-BRABANT, Wal 20, 5611 GG Eindhoven met ingang van 10 mei 2012 voor de duur van één jaar;
  • verleent machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarigen in een voorziening voor verblijf pleegouders 24 uurs voor de duur van zes maanden;
  • houdt het verzoek voor het overige aan tot de zitting van 31 oktober 2012;
  • verzoekt de Raad en de stichting uiterlijk twee weken voor de zitting van 31 oktober 2012 aanvullende rapportage uit te brengen zoals hiervoor overwogen;
  • beveelt de griffier de belanghebbenden op te roepen voor de zitting van 31 oktober 2012 op een nog nader te bepalen tijdstip.
  • verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Aldus gegeven te ‘s-Hertogenbosch door mrs. P.P.M. van Reijsen, O.A.J.M. Lavrijssen en V.R. de Meyere, kinderrechters en uitgesproken ter openbare zitting van 10 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.

Conc.PvR
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat -hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch:
a) door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b) door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.

Referentie:
ECLI:NL:RBSHE:2012:BW5616, voorheen LJN BW5616, Rechtbank ‘s-Hertogenbosch, 246254 / JE RK 12-669 en 244529 / JE RK 12-423MZ01

mei 10, 2012 at 12:28 pm Plaats een reactie

Belgisch wetsvoorstel tegen oudervervreemding en tot invoering van ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht in het strafrecht

Belgisch Wetsvoorstel tot invoering van ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht (indien de vrederechter of jeugdrechter vaststelt dat, na scheiding, de ouderband met een van de ouders verloren dreigt te gaan : wijziging Burgerlijk Wetboek en Gerechtelijk Wetboek – Wijziging Strafwetboek : ouderverstoting) (5-520)
– Voorstel van mevrouw Christine Defraigne

5-520/1 p. 1-12

Wetsvoorstel tot invoering van ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht
(Ingediend door mevrouw Christine Defraigne) –Wetgevingsstuk 5-520/1 – 2010/2011 – 23 november 2010
http://www.senate.be/www/webdriver?MItabObj=pdf&MIcolObj=pdf&MInamObj=pdfid&MItypeObj=application/pdf&MIvalObj=83886634
http://www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub&COLL=S&LEG=5&NR=520&PUID=83886624&LANG=nl

BELGISCHE SENAAT, ZITTING 2010-2011, 23 NOVEMBER 2010

TOELICHTING

Tegenwoordig gaan steeds meer koppels uit elkaar. Hun aantal stijgt voortdurend. Volgens de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie, KMO, Middenstand en Energie vonden er in 2008 in België 35 366 scheidingen plaats. Dat zijn er 5 285 meer dan in 2007 en 6 177 meer dan in 2006. In januari van dit jaar (2010) alleen al scheidden 3 411 koppels. Deze cijfers tonen een duidelijke toename van het aantal scheidingen in ons land aan.

Een relatiebreuk kan een zeer moeilijke periode zijn voor de gezinsleden. Volgens psychiater Jean-Marc Delfieu (1) past een kind dat met deze situatie wordt geconfronteerd zich over het algemeen tamelijk goed aan en ontwikkelt zich pas ongeveer twee jaar na de scheiding van zijn ouders psychisch verder op een normale manier. (2) Indien een van beide ouders ontbreekt, kan het kind later als volwassene communicatiepro- blemen ondervinden in de omgang met mensen van het andere of hetzelfde geslacht.

Helaas gebeurt het dat bij een relatiebreuk een van beide ouders wraak wil nemen op de andere wegens het leed dat die hem of haar heeft aangedaan. Een van de ouders wil de ex-partner dan moreel vernietigen. In een dergelijk geval kan die ouder het kind gijzelen.

Het komt ook voor dat een ouder het kind exclusief voor zich wil houden omdat hij of zij reeds zijn of haar partner heeft verloren. In een dergelijke situatie kunnen die ouder en het kind zich tegen de andere ouder keren, die dan de boeman wordt die verantwoordelijk is voor alle ellende.

Het is zo dat het « ouderverstotingssyndroom » kan ontstaan. Dit syndroom wordt in 1986 omschreven door Richard A. Gardner, Amerikaans professor kinderpsychiatrie en psychiatrie. Volgens hem is het « ouderverstotingssyndroom » een afwijking bij kinderen, die zich bijna uitsluitend voordoet in de context van conflicten rond ouderlijk gezag. Primair kenmerk is de campagne van denigreren van een ouder (voortdurende kritiek en negatieve voorstelling), een campagne waar geen rechtvaardiging voor is. Het is het resultaat van de combinatie van de indoctrinatie van een programmerende (hersenspoelende) ouder en de eigen bijdragen van het kind aan de verkettering van de ouder die het doelwit is. » (3). Het kind verstoot en verkettert de ouder van wie het zoveel hield en is onverbrekelijk één met de verstotende ouder, wat die laatste ook wil.

In extreme gevallen van ouderverstoting gaat de verstotende ouder zelfs zover dat hij het kind ontvoert naar het buitenland, uit wraak of uit overtuiging dat dit voor het kind het beste is. De verstotende ouder verbreekt definitief de ouderband tussen het kind en de andere ouder. Zo heeft de verstoten ouder niet alleen geen affectieve band meer met zijn of haar kind, maar worden hem of haar daarenboven zijn of haar ouderlijke rechten ontzegd, namelijk zeggenschap hebben in de beslissingen die betrekking hebben op het leven van het kind, weten waar het kind zich bevindt en op regelmatige basis persoonlijke betrekkingen met het kind onderhouden. Het hogere belang van het kind wordt geschonden. Dit feit heeft zware gevolgen voor het kind, vooral als het nog jong is.

Volgens Gardner zijn er vier kenmerken om het gedrag van de verstotende ouder te herkennen : « 1) de belemmering van de relatie en het contact met het kind; 2) valse aantijgingen van allerlei misbruiken; 3) de angstreactie van de kinderen; en 4) de verslechtering van de relatie sinds de scheiding. » (4)

Hij beschrijft vervolgens acht belangrijke uitingen bij het kind :

— ongegronde afwijzings- en lastercampagne : de afgewezen ouder wordt onderuitgehaald zonder het minste schuldgevoel bij het kind. De afgewezen ouder wordt als gemeen en gevaarlijk beschreven;

— absurde rationalisering : het kind voert irrationele of absurde excuses aan die geen reëel verband houden met de daadwerkelijke ervaringen;

— het ontbreken van ambivalente gevoelens : de afgewezen ouder is louter « slecht » en de verstotende ouder is louter « goed ». Er is niks daartussenin;

— reflexmatige steun aan de verstotende ouder : wanneer beide ouders zich in elkaars aanwezigheid bevinden, kiest het kind partij voor de ouder bij wie het leeft, soms zelfs vooraleer de afgewezen ouder zich heeft uitgesproken;

— uitbreiding van de vijandigheid tot de hele familie in ruime zin (grootouders, tantes, neven, enz.) en tot de omgeving van de afgewezen ouder (buren, vrienden, enz.);

— nageprate « eigen mening » van het kind : het kind wordt geconditioneerd om de mening van de verstotende ouder voor te stellen als zijn eigen mening. Psychoanalist Jean-Marc Delfieu verklaart dit doordat geen enkel kind de ouder die zich over hem ontfermt en van wie het afhangt, wil ontgoochelen (5);

— afwezigheid van schuldgevoelens over de onverbiddelijkheid jegens de verstoten ouder : het kind gaat ervan uit dat de afgewezen ouder koel en ongevoelig is en bijgevolg niet lijdt onder de afwijzing, maar verdient wat er hem of haar overkomt;

— letterlijk citeren van onbegrepen woorden : het kind neemt de verhalen van de verstotende, manipulerende ouder over.

Volgens Jean-Marc Delfieu indoctrineert in geval van ouderverstotingssyndroom de ouder die de vervreemding realiseert, het kind bewust of onbewust. Hiertoe maakt de ouder misbruik van zijn of haar praktisch onbeperkte macht om invloed uit te oefenen op en te beschikken over het kind. Een dergelijke invloed heeft veel weg van misbruik en brengt ernstige psychische gevolgen voor het kind en de verstoten ouder met zich mee (6).

Het begrip « ouderverstoting », de criteria die tot een diagnose leiden en de opvatting van het syndroom verschillen naar gelang van de specialisten. Zo bestaan er definities die al dan niet sterk verschillen van die van Gardner. Bijvoorbeeld :

Warshak (7) legt de nadruk op drie randvoorwaarden : de lastercampagne gebeurt via voortdurend gestook; de afwijzing van de betrokken ouder is niet gerechtvaardigd; de afwijzing vloeit gedeeltelijk voort uit de invloed van de verstotende ouder. Net zoals bij Gardner bevat zijn definitie dus een onontbeerlijk causaal verband.

Kelly negeert elk oorzakelijk verband en richt zich uitsluitend op het gedrag van het kind. Volgens hem is er sprake van ouderverstoting wanneer een kind tegenover een ouder vrijuit en voortdurend onredelijke gevoelens (woede, haat, afwijzing, vrees) en meningen koestert die overdreven zijn in verhouding tot de reële ervaring van het kind met die ouder (8).

Volgens Darnall daarentegen heeft het kind geen actief aandeel, maar speelt het uitsluitend de rol die de ouder die uit is op de verstoting van de ex-partner, suggereert. Hij omschrijft het verschijnsel van ouderverstoting als een gedrag bij de kribbige ouder dat kan leiden tot een verstoring in de relatie tussen het kind en de andere ouder.

In België tracht psycholoog en bemiddelaar Benoît Van Dieren, die een stevige ervaring heeft met deze problematiek, specifieke middelen te vinden om deze situaties, waarbij de ouderband dreigt verloren te gaan of effectief verloren is gegaan, en die in de ergste gevallen kunnen leiden tot ouderverstoting, te diagnosticeren en te verhelpen. Het klopt dat het Belgische gerecht onvoldoende is uitgerust om enerzijds een diagnose te maken van gevaarlijke situaties die kunnen ontaarden in het verlies van de ouderband en anderzijds de strijd aan te gaan tegen het onvermogen of de onwil van de ouders om samen te werken om het ouderlijk gezag gezamenlijk uit te oefenen.

De heer Van Dieren zegt zelfs dat de manipulerende ouder, die zijn of haar greep op het kind wil behouden en daarbij de andere ouder zwartmaakt, er min of meer zeker van is dat zijn of haar streven om de « foute » of storende ouder te vernietigen, uiteindelijk zal slagen. De verstotende ouder speculeert enerzijds op de tijd die voorbijgaat en op de procedures, wetende dat het op het einde van de rit de « wil » van het kind is die het zal halen van justitie. Hij benadrukt tevens dat uiteindelijk het « spontane » verhaal van het kind, dat, als het kind eenmaal goed geconditioneerd is, een eigen leven gaat leiden en zeer overtuigend wordt tegenover iedereen, magistraten en psychologen inbegrepen (9) ».

Een van de vernieuwende middelen die deze psycholoog voorstelt, is ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht, een begeleidingsvorm die moet worden opgelegd zodra de rechter vaststelt dat de ouderband met een van de ouders dreigt verloren te gaan of reeds effectief verloren is gegaan.

De indiener van het wetsvoorstel stelt voor om de mogelijkheid voor de rechter in te voeren om een beroep te doen op deze begeleiding wanneer er in een zaak met betrekking tot het ouderlijk gezag of de huisvesting van een kind (artikelen 223, 373, 374, 387bis, 387ter van het Burgerlijk Wetboek en 1280 van het Gerechtelijk Wetboek) sprake is van een (dreigend) verlies van de ouderband.

De snelheid waarmee deze begeleiding wordt opgelegd is een troef om een situatie te verhelpen die zeer snel dreigt vast te lopen, te verslechteren en jammer genoeg definitief kan worden. Zodra het proces van ouderverstoting is begonnen en alle contact met de afgewezen ouder verbannen wordt, blijkt het moeilijk om de situatie te verhelpen omdat de afgewezen ouder niet meer aan het kind kan tonen wie hij of zij echt is.

Om dezelfde redenen is het uiterst belangrijk dat de begeleiding plaatsvindt binnen een strakke timing die evenwel ruimte laat voor een diepgaande evolutie van de relaties en standpunten van eenieder (10). De indiener van het voorstel voorziet dan ook in bemiddelingszittingen binnen termijnen van maximaal twee maanden.

Ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht impliceert in een eerste fase voor de rechter die vaststelt dat de ouderband verloren dreigt te gaan of reeds verloren is gegaan, dat deze vaststelling aan de partijen wordt meegedeeld. De rechter geeft aan dat deze situatie niet toelaatbaar is en dat ze moet worden verholpen voor het welzijn van het kind. Met het oog op dit welzijn is het de facto nodig om zo snel mogelijk de banden tussen de kinderen en elk van hun ouders naar best vermogen te herstellen.

De rechter speelt een pedagogische rol die erin bestaat de ouders bewust te maken van hun ouderlijke verantwoordelijkheid ten aanzien van het kind. Hier- toe is het vaak noodzakelijk dat de « verstotende » ouder zijn of haar rol van ex-partner los ziet van die als ouder, aangezien het proces van oudervervreemding in de meeste gevallen ontstaat bij de scheiding van het koppel. Dat is geen evidente zaak.

De rechter deelt de ouders in dit verband mee dat er een deskundige in ouderbegeleiding zal worden aangesteld die hen zal helpen een oplossing voor dit probleem te vinden via onderhandelingen. Hij benadrukt dat om tot een oplossing te komen beide partijen zullen moeten samenwerken. Dit psychologisch-juridisch hulpmiddel impliceert tevens de actieve medewerking van de advocaten die zich ertoe verbinden de confrontatielogica te laten vallen om deze ouderlijke samenwerking met respect voor elk familielid alle slaagkansen te bieden.

Men maakt de partijen duidelijk dat de deskundige de partijen — en hun advocaten — en de rechter telkens als hij dat nodig acht een verslag zal sturen over de evolutie van de relaties en standpunten van elke partij. Er is dus sprake van een permanent toezicht van de rechter.

Zoals de heer Van Dieren aangeeft (11) kan de tussenkomende partij in geval van matige of ernstige ouderverstoting de rechter zo spoedig mogelijk op de hoogte brengen van reacties als sabotage van het proces, niet-naleving van verbintenissen, laster, manipulatie, of kwade trouw die ze zelf heeft kunnen vaststellen tijdens het begeleidingsproces zelf en die niet bij het begin naar voren werden geschoven (hetgeen altijd met klem wordt ontkend door de betrokkene).

Anderzijds is deze ouderlijke samenwerking een fundamenteel element waarmee de rechter rekening houdt om een oordeel te vormen met betrekking tot de beslechting van het geschil. Zo kan een gebrek aan samenwerking in het kader van deze begeleiding zware gevolgen hebben zoals bijvoorbeeld een voorlopige omkering van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, een beslissing die definitief kan worden in een definitief vonnis, of een dwangsom, een veroordeling tot de betaling van alle onkosten en honoraria van de deskundige of een veroordeling tot de procedurekosten en de advocatenkosten van de tegenpartij.

De mogelijkheid om op elk moment van de begeleiding dergelijke sancties opgelegd te krijgen, is bijgevolg een doorslaggevende vorm van dwang voor het welslagen van het proces.

Binnen de procedure van ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht wordt er op verzoek van de rechter of wanneer de deskundige het opportuun acht een voorlopig verslag ingediend volgens de procedure van het Gerechtelijk Wetboek. De partijen of hun raadsman delen hun commentaar mee binnen een termijn die wordt vastgesteld door de deskundige, rekening houdend met de aard van het geschil. De deskundige stelt dan het definitieve verslag op dat hij bezorgt aan de rechter en aan de partijen en hun raadsman.

Teneinde de ouderbegeleiding aan een bepaalde timing te koppelen, wordt bepaald dat de rechter binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de ontvangst van het definitieve verslag de rechtsdag bepaalt.

Het is duidelijk dat dit middel geen wondermiddel is dat alle conflicten kan oplossen. Het is een van de vele actiemiddelen waarover de beroepsmensen beschikken, zoals bijvoorbeeld de klassieke expertise, de bemiddeling in gezinszaken, maar ook — sinds de wet op de gelijkmatig verdeelde huisvesting — de voortdurende aanhangigmaking voor de jeugdrechter, de mogelijkheid om een dwangsom te eisen en de gedwongen uitvoering in uitzonderlijke gevallen.

Gezien de schade ten aanzien van het kind dat geen affectieve band met een van zijn ouders heeft en ten aanzien van de « verstoten » ouder moet de Belgische justitie worden uitgerust met bijkomende middelen. Het beschikbare arsenaal is duidelijk niet voldoende. De ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht komt tegemoet aan een lacune op grond van de bijzondere elementen ervan, namelijk :

— reële interdisciplinaire samenwerking : rechter, advocaten, deskundige;

— permanente en effectieve controle — men wacht niet gedurende zes maanden op de expertise, want tijdens deze periode kan de situatie voorgoed vastlopen — van de rechter op het verloop van de begeleiding via verslagen van de deskundige;

— focus tijdens de begeleiding op de wil en het vermogen om samen te werken en niet op de geschiktheid om een goede ouder te zijn;

— dreiging van sancties in geval van niet-samenwerking vanwege een ouder;

— responsabilisering van de ouders;

— snelheid van de invoering en van het verloop van de begeleiding.

De indiener van het genoemde voorstel meent dat een strafrechtelijk aspect eveneens noodzakelijk is. Net zoals familieverlating of niet-afgeven van kinderen moet worden bestraft, moet ook de ouder die aan ouderverstoting doet strafrechtelijk kunnen worden gestraft, ofwel met een geldboete, ofwel met een gevangenisstraf, ofwel met beide. De strafrechtelijke sanctie zal in laatste instantie worden ingezet. Zonder dit zwaard van Damocles zouden sommige ouders de begeleiding onder gerechtelijk toezicht niet volgen en de zaken laten ontaarden.

De uitspraak van een probatie-uitstel door de rechter is altijd mogelijk en zou een bijkomende stimulans kunnen zijn om de begeleiding onder gerechtelijk toezicht na te leven en een einde te maken aan dit verstotingssydroom. Dat wordt uiteraard aan de rechter overgelaten.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikelen 2, 3 en 4

Deze bepalingen stellen de vrederechter of de jeugdrechter in staat om ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht op te leggen wanneer hij of zij vaststelt dat de ouderband met een van de ouders verloren is gegaan of dreigt te gaan.

Artikel 5

Dit artikel voegt in boek IV van deel IV van het Gerechtelijk Wetboek een hoofdstuk XIIter in. Het beschrijft de procedure van de ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht.

Artikel 6

Dit artikel voegt een afdeling Vbis in hoofdstuk III van deel VIII van het Strafwetboek in, met als opschrift : Ouderverstoting.

Deze bepaling strekt ertoe een misdrijf wegens belemmering van de uitoefening van het ouderlijk gezag te creëren, dat wordt bestraft met een gevangenisstraf en/of een geldboete, aangezien elk kind het recht heeft op regelmatige basis persoonlijke betrekkingen met beide ouders te onderhouden, zoals bepaald in artikel 9, punt 3, van het International Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989. In dit artikel wordt dus gezegd wat dient te worden verstaan onder « ouderverstoting » en wat de mogelijke straffen zijn.

Christine DEFRAIGNE.

***

WETSVOORSTEL

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Wijziging van het Burgerlijk Wetboek

Art. 2

In artikel 223 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen door de wet van 14 juli 1976 en gewijzigd bij de wet van 28 januari 2003, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende :

« Indien de vrederechter of de jeugdrechter vaststelt dat de ouderband met een van de ouders verloren is gegaan of verloren dreigt te gaan, kan hij de ouders ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht als bedoeld in hoofdstuk XIIter van boek IV van deel IV van het Gerechtelijk Wetboek opleggen. »

Art. 3

In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 387quater ingevoegd, luidende :

« 387quater. — Indien de rechter, tijdens de procedures bedoeld in de artikelen 373, 374, 387bis en 387ter, vaststelt dat de ouderband met een van de ouders verloren is gegaan of verloren dreigt te gaan, kan hij de ouders ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht als bedoeld in hoofdstuk XIIter van boek IV van deel IV van het Gerechtelijk Wetboek opleggen. »

Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 4

In artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 19 maart 2010, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende :

« Indien de rechter vaststelt dat de ouderband met een van de ouders verloren is gegaan of verloren dreigt te gaan, kan hij de ouders ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht als bedoeld in hoofdstuk XIIter van boek IV van deel IV van het Gerechtelijk Wetboek opleggen. »

Art. 5

In boek IV van deel IV van het Gerechtelijk Wetboek wordt een hoofdstuk XIIter ingevoegd, bestaande uit de artikelen 1322 quinquiesdecies tot 1322 vicies semel, luidende :

« Hoofdstuk XIIter. Ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht

Art. 1322quinquiesdecies. — De rechter bij wie een geschil aanhangig wordt gemaakt op grond van de artikelen 223, 373, 374, 387bis, 387ter van het Burgerlijke Wetboek en 1280, in eerste aanleg of in hoger beroep, en die vaststelt dat de ouderband met een van de ouders verloren is gegaan of verloren dreigt te gaan, kan de ouders ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht, hierna « begeleiding » genoemd, opleggen.

Art. 1322sexiesdecies. — Ter zitting deelt de rechter de partijen mee dat hij vastgesteld heeft dat de ouderband is verloren gegaan of dreigt verloren te gaan en dat die situatie moet worden verholpen.

Hij vraagt de partijen om via onderhandelingen een oplossing te vinden voor hun geschil rond de persoon van de kinderen, teneinde de bedreigde ouderband te versterken, wat de samenwerking van elkeen impliceert.

Hiertoe stelt hij een deskundige aan die de ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht zal uitoefenen. De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de deskundige moet voldoen om in het kader van deze begeleiding te worden aangesteld.

De rechter legt de partijen de procedure met betrekking tot de ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht uit, met name de interactie tussen enerzijds de rechter, die de begeleiding permanent controleert, en anderzijds de deskundige, alsook de maatregelen die de rechter op elk moment kan nemen indien een van de partijen onvoldoende samenwerkt.

Hij deelt de partijen de datum van de volgende zitting mee, die binnen een termijn van drie maanden moet plaatsvinden.

Art. 1322septiesdecies. — Bij tussenvonnis stelt de rechter een deskundige aan die de ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht zal uitvoeren.

Het vonnis maakt melding van de opdracht van de deskundige, die tot doel heeft de bedreigde ouderband te versterken. Teneinde de rechter te informeren over de evolutie van de situatie, is de deskundige verplicht tijdens het hele verloop van zijn opdracht verslag uit te brengen over elk relevant element. Hij moet de rechter tevens inlichten over het vermogen en de wil van de partijen om samen te werken in het belang van de kinderen.

Het vonnis vermeldt de datum waarop de volgende zitting plaatsvindt.

De artikelen van dit hoofdstuk worden bij het vonnis gevoegd.

Art. 1322octiesdecies. — § 1. Op de eerste vergadering legt de deskundige de partijen de procedure van de ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht uit. Hij herinnert de partijen eraan dat de samenwerking van ieder van hen vereist is, dat er geregeld verslagen naar de rechter worden gestuurd zodat die gaandeweg de evolutie van de situatie en met name hun vermogen en wil tot samenwerking kan volgen.

Men maakt de partijen de juridische gevolgen van een gebrek aan samenwerking duidelijk.

De instemming van de partijen en hun raadsman met deze procedure wordt door de deskundige verkregen alvorens hij de ouderbegeleiding aanvat.

§ 2. De deskundige informeert de rechter, de partijen en hun advocaat over de evolutie van zijn opdracht telkens als hij dat wenselijk acht.

Art. 1322noviesdecies. — § 1. Op de in het tussenvonnis vastgestelde zitting hoort de rechter de partijen of hun raadsman over de resultaten van de ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht.

Indien hij dat wenselijk acht, neemt hij de nodige voorlopige maatregelen voor de gerechtelijke begeleiding van de evolutie van de ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht.

Hij kan tevens vragen dat de deskundige zijn voorlopig verslag indient.

§ 2. Het voorlopig verslag kan op verzoek van de rechter of op initiatief van de deskundige worden opgesteld. Dit verslag vat het gehele begeleidingsproces samen en vermeldt de waarnemingen van de deskundige, meer bepaald wat de samenwerking van de partijen en de resultaten met betrekking tot de versterking van de ouderband betreft.

De partijen of hun raadsman delen hun commentaar mee binnen een termijn die wordt vastgesteld door de deskundige, rekening houdend met de aard van het geschil. De deskundige moet geen rekening houden met commentaar die te laat werd meegedeeld. De rechter kan die commentaar van ambtswege weglaten uit de behandeling.

De deskundige stelt het definitieve verslag op dat hij overlegt aan de rechter en aan de partijen en hun raadsman.

De rechter bepaalt de rechtsdag binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de ontvangst van het definitieve verslag.

Art. 1322vicies. — De rechter doet uitspraak.

Hij kan in het bijzonder :

1o de huisvesting wijzigen teneinde een evenwichtige relatie met beide ouders te bevorderen;

2o een dwangsom uitspreken;

3o de partij die niet met de begeleiding meewerkt alle kosten en honoraria van de deskundige aanrekenen;

4o de partij die ondanks de begeleiding verantwoordelijk is voor het verlies van de ouderband, de procedurekosten en advocatenkosten van de tegenpartij aanrekenen.

De beslissing is van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad.

Art. 1322viciessemel. — Voor het overige zijn de artikelen 962 en volgende betreffende het deskundigenonderzoek van toepassing. »

Wijziging van het Strafwetboek

Art. 6

In hoofdstuk III van deel VIII van het Strafwetboek wordt een afdeling Vbis ingevoegd, die een artikel 432bis bevat, luidende :

« Afdeling Vbis. Ouderverstoting.

Art. 432bis. — Onverminderd de toepassing van de artikelen 1385bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de dwangsom wordt elke ouder die bewust de uitoefening van het ouderlijk gezag belemmert door herhaalde handelingen of allerlei vormen van manipulatie, met de bedoeling de affectieve band met de andere ouder te verzwakken of zelfs te vernietigen, gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en geldboete van zesentwintig euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen. »

30 september 2010.

Christine DEFRAIGNE.

104259 – I.P.M.

(1) Jean-Marc Delfieu is psychiater en deskundige bij het hof van beroep van Nîmes.
(2) Delfieu, J.-M., « Syndrome d’aliénation parentale, diagnostic et prise en charge médico-juridique », in Experts, nr. 67, juni 2005, bladzijde 25.
(3) Gardner, R.A. (1998), « The Parental Alienation Syndrome » (2. Ed.), Creative Therapeutics, Cresskill, NJ, page XX, Introduction.
(4) http://www.lepost.fr/article/2009/07/09/1613503_syndrome-d-alienation-parentale-sap.html.
(5) Delfieu, J.-M., op.cit., blz. 27.
(6) Delfieu, J.-M., op.cit., blz. 26.
(7) Van Gijseghem, « L’aliénation parentale : les principales controverses », in JDJ, nr. 237, september 2004, bladzijde 19.
(8) Van Gijseghem, H., op.cit., bladzijde 19.
(9) Van Dieren, B., « La justice face au processus d’aliénation parentale », lezing in het kader van de opleiding voor Franstalige en Nederlandstalige magistraten die door de Hoge Raad voor de Justitie wordt georganiseerd.
(10) Van Dieren, B., op.cit.
(11) Benoît Van Dieren, op.cit.

Christine Defraigne – MR
Wetgevingsstuk nr. 5-520/1
http://www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub&COLL=S&LEG=5&NR=520&PUID=83886624&LANG=nl
Wetgevingsstuk nr. 5-520/1 Dossierfiche

Gemeenschapssenator (Parlement van de Franse Gemeenschap )

Fractievoorzitter Senaat tel.: 02 501 77 14
e-mail: defraigne@senators.senate.be
Correspondentie Vinave d’Ile 9
4000 Liège
tel.: 04 223 01 11
fax: 04 222 36 13
e-mail: contact@christinedefraigne.be
Privé avenue Blonden 20
4000 Liège
tel.: 04 254 16 10
e-mail: contact@christinedefraigne.be

Geboren te Luik op 29 april 1962Licentiaat in de rechten (ULg)

Advocate

1985-1987 : kabinetsattaché (vice-eerste minister en minister van de Institutionele Hervormingen)
1989-1994 en sinds 2001 : gemeenteraadslid (Luik)
Sinds 1999 : lid van het Waals Parlement (vóór 25 februari 2005 genoemd : Waalse Gewestraad )
Sinds 1999 : lid van het Parlement van de Franse Gemeenschap (vóór 25 februari 2005 genoemd : Raad van de Franse Gemeenschap )
2003-2008 : voorzitster van TEC Luik-Verviers
Sinds 12 juni 2003 : senator aangewezen door het Parlement van de Franse Gemeenschap
2003-2009 : voorzitster van de MR-fractie (Senaat)
2004-2007 : plaatsvervangend lid van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa en de Assemblee van de West-Europese Unie
Sinds 7 december 2011 : voorzitster van de MR-fractie (Senaat)

Ridder in de Leopoldsorde (5 juni 2007)

Lidmaatschap van commissies Lid

Plaatsvervanger

Parlementair werk Auteursregister
Legislatuur 2010       Legislatuur 2007-2010       Legislatuur 2003-2007 Wetgevend werk
Legislatuur 2010       Legislatuur 2007-2010       Legislatuur 2003-2007 Schriftelijke vragen
Legislatuur 2010       Legislatuur 2007-2010       Legislatuur 2003-2007 Mondelinge vragen
Legislatuur 2010       Legislatuur 2007-2010       Legislatuur 2003-2007 Vragen om uitleg
Legislatuur 2010       Legislatuur 2007-2010       Legislatuur 2003-2007

christine defraigne mr – Google zoeken
http://www.google.nl/#hl=nl&gs_nf=1&cp=20&gs_id=7&xhr=t&q=Christine+Defraigne+mr&pf=p&sclient=psy-ab&site=&source=hp&pbx=1&oq=Christine+Defraigne+&aq=0&aqi=g1&aql=&gs_sm=&gs_upl=&bav=on.2,or.r_gc.r_pw.r_cp.,cf.osb&fp=a2ffff73d6b2e4c9&biw=1600&bih=668

christine defraigne aliénation parentale – Google zoeken
http://www.google.nl/#hl=nl&gs_nf=1&cp=40&gs_id=n&xhr=t&q=Christine+Defraigne+ali%C3%A9nation+parentale&pf=p&sclient=psy-ab&source=hp&pbx=1&oq=Christine+Defraigne+ali%C3%A9nation+parentale&aq=f&aqi=&aql=&gs_sm=&gs_upl=&bav=on.2,or.r_gc.r_pw.r_cp.,cf.osb&fp=a2ffff73d6b2e4c9&biw=1600&bih=668

christine defraigne ouderverstoting – Google zoeken
http://www.google.nl/#pq=christine+defraigne+ali%C3%A9nation+parentale&hl=nl&gs_nf=1&cp=35&gs_id=39&xhr=t&q=Christine+Defraigne+ouderverstoting&pf=p&sclient=psy-ab&source=hp&pbx=1&oq=Christine+Defraigne+ouderverstoting&aq=f&aqi=&aql=&gs_sm=&gs_upl=&bav=on.2,or.r_gc.r_pw.r_cp.,cf.osb&fp=a2ffff73d6b2e4c9&biw=1600&bih=668

Christine Defraigne – Ma politique
http://www.christinedefraigne.be/

november 23, 2010 at 7:19 am Plaats een reactie

Nieuwe Braziliaanse Wet 12 318 definieert en bestraft oudervervreemding na scheiding als kindermishandeling

Brazilië heeft nieuwe wetgeving (Wet 12 318) aangenomen waarin oudervervreemding na scheiding als een vorm van kindermishandeling wordt gedefinieerd, aangepakt en bestraft

Op 26 augustus 2010 heeft het Braziliaanse Parlement met onmiddelijke ingang wetgeving aangenomen tegen oudervervreemding bij scheiding. De aangenomen wetgeving definieert oudervervreemding als een vorm van kindermishandeling. In de nieuwe Braziliaanse wet worden zeven concrete maatregelen gegeven en omschreven waarmee Braziliaanse rechters en rechtbanken oudervervreemding kunnen aanpakken. De maatregelen betreffen het opleggen van boetes of dwangsommen, contraire zorg- of gezagsbeschikkingen en ondertoezichtstellingen (OTS).

Hieronder vindt u de tekst van de nieuwe Braziliaanse wetgeving in zowel een ongeautoriseerde Engelse vertaling als daaronder ook de originele Braziliaanse tekst in het Portugees.

Peter Tromp
Vader Kennis Centrum (VKC)

Brazilian Law 12 318 – Ratified law that defines and punishes parental alienation

Check below in full 12.318/10 law that provides for parental alienation.
_____________
LAW No. 12 318, DE 26 AUGUST 2010 Provides for parental alienation and amending Art. 236 of Law No. 8069 of 13

Ratified law that defines and punishes parental alienation in Brazil
26 August 2010
http://www.migalhas.com.br/Quentes/17,MI116210,101048-Lula+sanciona+lei+que+determina+alienacao+parental+como+crime

THE PRESIDENT OF THE REPUBLIC

Given the decrees of Congress promulgated the following law:

Article 1 This Law regulates the parental alienation.

Article 2 The parental alienation is considered an act of interference with the psychological training of the child or adolescent, promoted or induced by their parents or grandparents if the child or adolescent is under their authority, custody or supervision, and to result in less contemptuous behavior that impadiscano creating or maintaining links with the other parent. Examples of forms of parental alienation, as substantiated to the court or discovered by an expert, or charged directly with the testimony of third acts are aimed at:

I – open a campaign to ban the behavior of the parent exercising parenting;

II – impede the exercise of parental authority;

III – prevent contact of the child or adolescent with a parent;

IV – opposing the right to family life regulated;

V – deliberately omit relevant personal information to parents on the child or adolescent, including educational, medical and related changes of address;

VI – make false allegations against parents, against his family or against the grandparents in order to prevent or hinder their care to the child or adolescent;

VII – Change the address of residence without justification in order to prevent the attendance of the child or adolescent with the other parent, with his family or grandparents.

Article 3 The provision of an act of parental alienation hurts the fundamental right of the child or adolescent to enjoy a healthy family life, impedes the relationship of affection in relationships with parents and his family group, and is a form of abuse against moral the child or adolescent does not comply with the duties related to parental authority or guardianship or custody.

Article 4 In the face of evidence or documents indicated that parental alienation, the application of this Act at any time of the procedure, or incidentally in independent action, the court will determine, with urgency, after hearing the prosecutor, the transitional measures for the maintenance of ‘psychological integrity of the child or adolescent, including to ensure their familiarity with the parent or make a genuine rapprochement between the two, if any. The court will provide the child or adolescent and the parent a minimum guarantee of visits, except in cases where there is imminent risk of physical or psychological harm to the child or adolescent, certified by a professional designated by the judge in charge of monitoring visits .

Article 5 If there is evidence that they have been charged with acts of parental alienation incidental damages, the court, if necessary, to determine the bio-psychological consequences of child:

1 The expert report is based on extensive psychological assessment biopsychosocial or, where appropriate, including a personal interview with the parties, examination of documents in the case, the story of the couple’s relationship, the chronology of events The assessment of the personalities involved and the investigation as a child or teen may have developed symptoms of alienation against their parents.

2 examinations will be performed by professionals or experts in the multidisciplinary team, necessary in any case, as evidenced by appropriate academic or professional history to diagnose the acts of parental alienation.

3 The expert or a multidisciplinary team appointed to assess the presence of parental alienation will submit a report within 90 days, renewable only with judicial authorization based on a detailed explanation.

Article 6 In response to acts typical of parental alienation or against any behavior that hinders the coexistence of the child or adolescent with a parent’s parent, the court may, together or separately, to raise the subject of their civil or criminal liability arising, and have adequate tools to inhibit or mitigate the effects of alienation. He will, according to the severity of the case:

I – indicate the presence of parental alienation and to notify the parent;

II – expanding the system of family life for the alienated parent;

III – impose a fine on the alienating parent;

IV – require advice biopsychosocial;

V – lead to a change of custody from joint custody or its reversal;

VI – to elect a temporary residence of a child or adolescent;

VII – to declare the suspension of parental authority.

In the case of arbitrary change of address, or impracticability or obstruction to the family, the court may also reverse the requirement to remove the child from parents’ residence, during the alternating periods of family life.

Article 7 In case of assignment or change of custody will be given preference to the parent that allows efficient co-existence of the child or adolescent with the other parent, if the case can not be alternating.

Article 8 The change of domicile of the child or adolescent is irrelevant to the determination of responsibilities relating to claims based on right to family life, unless this is not the result of consensus between the parents or a court decision.

Article 9 (vetoed – amended – cash)

Article 10 (vetoed – amended – cash)

Article 11 This Law shall enter into force upon its publication.

Brasília, August 26, 2010,

189 ° and 122 ° of the independence of the Republic.

Luiz Inacio Lula da Silva

Luiz Paulo Teles Ferreira Barreto

Paulo de Tarso Vannuchi

Read more – News
* 20/11/2009 – CCJ’s Board approves action against a parent who incite hatred child – click here
* 18.08.2009 – Parental Alienation can lead to loss of custody of the child – click here

Read More – Articles
* 13/8/10 – The “syndrome” that will turn law – Nebo Flávia Azevedo Antunes – click here
* 23/7/10 – SAP – Parental Alienation Syndrome – Luiz Fernando Valley Guilherme de Almeida / André Fernando Reusing Namorato – click here
* 21/7/10 – Soon, parental alienation is a crime – Denise Perissini Maria da Silva – click here

————————————————

Lei 12.318 Sacionada lei que define e pune a alienação parental

Confira abaixo na íntegra a lei 12.318/10 que dispõe sobre a alienação parental.
_____________ LEI Nº 12.318, DE 26 DE AGOSTO DE 2010
Dispõe sobre a alienação parental e altera o art. 236 da Lei nº 8.069, de 13
http://www.migalhas.com.br/Quentes/17,MI116210,101048-Lula+sanciona+lei+que+determina+alienacao+parental+como+crime

Lei 12.318

Sacionada lei que define e pune a alienação parental

Confira abaixo na íntegra a lei 12.318/10 que dispõe sobre a alienação parental.

_____________

LEI Nº 12.318, DE 26 DE AGOSTO DE 2010

Dispõe sobre a alienação parental e altera o art. 236 da Lei nº 8.069, de 13 de julho de 1990.

O PRESIDENTE DA REPÚBLICA

Faço saber que o Congresso Nacional decreta e eu sanciono a seguinte Lei:

Art. 1 Esta Lei dispõe sobre a alienação parental.

Art. 2 Considera-se ato de alienação parental a interferência na formação psicológica da criança ou do adolescente promovida ou induzida por um dos genitores, pelos avós ou pelos que tenham a criança ou adolescente sob a sua autoridade, guarda ou vigilância para que repudie genitor ou que cause prejuízo ao estabelecimento ou à manutenção de vínculos com este.

Parágrafo único. São formas exemplificativas de alienação parental, além dos atos assim declarados pelo juiz ou constatados por perícia, praticados diretamente ou com auxílio de terceiros:

I – realizar campanha de desqualificação da conduta do genitor no exercício da paternidade ou maternidade;

II – dificultar o exercício da autoridade parental;

III – dificultar contato de criança ou adolescente com genitor;

IV – dificultar o exercício do direito regulamentado de convivência familiar;

V – omitir deliberadamente a genitor informações pessoais relevantes sobre a criança ou adolescente, inclusive escolares, médicas e alterações de endereço;

VI – apresentar falsa denúncia contra genitor, contra familiares deste ou contra avós, para obstar ou dificultar a convivência deles com a criança ou adolescente;

VII – mudar o domicílio para local distante, sem justificativa, visando a dificultar a convivência da criança ou adolescente com o outro genitor, com familiares deste ou com avós.

Art. 3 A prática de ato de alienação parental fere direito fundamental da criança ou do adolescente de convivência familiar saudável, prejudica a realização de afeto nas relações com genitor e com o grupo familiar, constitui abuso moral contra a criança ou o adolescente e descumprimento dos deveres inerentes à autoridade parental ou decorrentes de tutela ou guarda.

Art. 4 Declarado indício de ato de alienação parental, a requerimento ou de ofício, em qualquer momento processual, em ação autônoma ou incidentalmente, o processo terá tramitação prioritária, e o juiz determinará, com urgência, ouvido o Ministério Público, as medidas provisórias necessárias para preservação da integridade psicológica da criança ou do adolescente, inclusive para assegurar sua convivência com genitor ou viabilizar a efetiva reaproximação entre ambos, se for o caso.

Parágrafo único. Assegurar-se-á à criança ou adolescente e ao genitor garantia mínima de visitação assistida, ressalvados os casos em que há iminente risco de prejuízo à integridade física ou psicológica da criança ou do adolescente, atestado por profissional eventualmente designado pelo juiz para acompanhamento das visitas.

Art. 5 Havendo indício da prática de ato de alienação parental, em ação autônoma ou incidental, o juiz, se necessário, determinará perícia psicológica ou biopsicossocial.

§ 1 O laudo pericial terá base em ampla avaliação psicológica ou biopsicossocial, conforme o caso, compreendendo, inclusive, entrevista pessoal com as partes, exame de documentos dos autos, histórico do relacionamento do casal e da separação, cronologia de incidentes, avaliação da personalidade dos envolvidos e exame da forma como a criança ou adolescente se manifesta acerca de eventual acusação contra genitor.

§ 2 A perícia será realizada por profissional ou equipe multidisciplinar habilitados, exigido, em qualquer caso, aptidão comprovada por histórico profissional ou acadêmico para diagnosticar atos de alienação parental.

§ 3 O perito ou equipe multidisciplinar designada para verificar a ocorrência de alienação parental terá prazo de 90 (noventa) dias para apresentação do laudo, prorrogável exclusivamente por autorização judicial baseada em justificativa circunstanciada.

Art. 6 Caracterizados atos típicos de alienação parental ou qualquer conduta que dificulte a convivência de criança ou adolescente com genitor, em ação autônoma ou incidental, o juiz poderá, cumulativamente ou não, sem prejuízo da decorrente responsabilidade civil ou criminal e da ampla utilização de instrumentos processuais aptos a inibir ou atenuar seus efeitos, segundo a gravidade do caso:

I – declarar a ocorrência de alienação parental e advertir o alienador;

II – ampliar o regime de convivência familiar em favor do genitor alienado;

III – estipular multa ao alienador;

IV – determinar acompanhamento psicológico e/ou biopsicossocial;

V – determinar a alteração da guarda para guarda compartilhada ou sua inversão;

VI – determinar a fixação cautelar do domicílio da criança ou adolescente;

VII – declarar a suspensão da autoridade parental.

Parágrafo único. Caracterizado mudança abusiva de endereço, inviabilização ou obstrução à convivência familiar, o juiz também poderá inverter a obrigação de levar para ou retirar a criança ou adolescente da residência do genitor, por ocasião das alternâncias dos períodos de convivência familiar.

Art. 7 A atribuição ou alteração da guarda dar-se-á por preferência ao genitor que viabiliza a efetiva convivência da criança ou adolescente com o outro genitor nas hipóteses em que seja inviável a guarda compartilhada.

Art. 8 A alteração de domicílio da criança ou adolescente é irrelevante para a determinação da competência relacionada às ações fundadas em direito de convivência familiar, salvo se decorrente de consenso entre os genitores ou de decisão judicial.

Art. 9 ( VETADO)

Art. 10. (VETADO)

Art. 11. Esta Lei entra em vigor na data de sua publicação.

Brasília, 26 de agosto de 2010; 189º da Independência e 122º da República.

LUIZ INÁCIO LULA DA SILVA

Luiz Paulo Teles Ferreira Barreto

Paulo de Tarso Vannuchi

________________
____________

Leia mais – Notícias
* 20/11/09 – CCJ da Câmara aprova medidas contra pai ou mãe que incitar filho ao ódio – clique aqui
* 18/8/09 – Alienação Parental pode levar à perda da guarda da criança – clique aqui

Leia mais – Artigos
* 13/8/10 – A “síndrome” que virará lei – Flávia Nebó de Azevedo Antunes – clique aqui
* 23/7/10 – SAP – Síndrome da Alienação Parental – Luiz Fernando do Vale de Almeida Guilherme/André Fernando Reusing Namorato – clique aqui
* 21/7/10 – Em breve, alienação parental será crime – Denise Maria Perissini da Silva – clique aqui

augustus 26, 2010 at 2:50 am Plaats een reactie

Negen jaar cel voor oudervervreemding

LJN: BN2989, Gerechtshof Arnhem, 21-004252-08
Datum uitspraak: 19-07-2010
Datum publicatie: 02-08-2010
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie:
Maximale straf voor het onttrekken van een minderjarige aan het gezag.

Uitspraak
Sector strafrecht
Parketnummer: 21-004252-08
Uitspraak d.d.: 19 juli 2010

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van
10 oktober 2008 in de strafzaak tegen

[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
thans verblijvende in [adres].

Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 18 juni 2009 en 5 juli 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek van de tijd dat de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. S. Spans, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg en in hoger beroep – tenlastegelegd dat:

hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2007 tot en met 18 juni 2009, althans tot en met 16 oktober 2007, te Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, althans in Nederland, en/of in Egypte en/of in Soedan tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een minderjarige, te weten [dochter] (geboren op ….. 2003), die toen de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, heeft onttrokken en/of onttrokken gehouden aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende, immers heeft verdachte, op voornoemde plaats(en) toen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voornoemde [dochter], waarvan de moeder genaamd is: [moeder], en/of waarvan hij, verdachte, de vader is, en die beiden het ouderlijk gezag uitoefenen, opzettelijk zonder toestemming van de moeder voornoemd (vanuit Egypte) overgebracht naar en/of achter gelaten op een plaats in Soedan, die de moeder niet bekend was (en is), en die zodanig feitelijk buiten de invloedssfeer van die [moeder] lag, dat de uitoefening van dat gezag door die [moeder] onmogelijk was geworden, dat [dochter] daardoor werd onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk de moeder van [dochter], [moeder], over [dochter] uitoefende.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verzoek verdediging
Bij pleidooi ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de problemen zijn ontstaan op het moment dat de verdachte werd gedetineerd. Deze zaak zou buiten het strafrecht om opgelost moeten worden. Een aanhouding zou de verdachte de gelegenheid geven om de onderhavige kwestie binnen familieverband te bespreken, zodat op die manier mogelijk een oplossing kan worden bereikt.

De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen aanhouding van de behandeling, omdat ruim tweeëneenhalf jaar nadat de verdachte werd gedetineerd nog steeds geen oplossing is bereikt. De verdachte denkt steeds ten onrechte dat hij voorwaarden kan blijven stellen, zonder dat hij zelf een wezenlijke bijdrage aan de oplossing biedt. Verder uitstel is zinloos te achten.

Het hof acht de door de verdediging verzochte aanhouding van de behandeling niet noodzakelijk en zal daarom het gedane verzoek afwijzen.

Bewijsoverweging
De verdachte heeft zich ook in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de moeder, ten tijde van hun gezamenlijk verblijf in juni 2007 in Egypte, ermee heeft ingestemd dat hun kind [dochter] bij de familie van verdachte in Soedan zou verblijven en dat verdachte het later niet meer in zijn macht heeft gehad om hun kind naar Nederland te laten komen. Om die reden zou hij moeten worden vrijgesproken.

De door de verdediging bepleite vrijspraak wordt weersproken door de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die, van de lezing van verdachte afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder is het hof van oordeel dat de genoemde stellingname van verdachte ongeloofwaardig is. Het is niet aannemelijk dat de moeder in juni 2007 haar toen vierjarig kind vrijwillig zou hebben achtergelaten in een vreemd land bij voor het kind onbekende familieleden, die haar taal niet spreken, en zonder dat zij als moeder op de hoogte was van de exacte verblijfplaats van haar kind.

Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2007 tot en met 18 juni 2009, althans tot en met 16 oktober 2007, te Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, althans in Nederland, en/of in Egypte en/of in Soedan tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een minderjarige, te weten [dochter] (geboren op 2003), die toen de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, heeft onttrokken en/of onttrokken gehouden aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende, immers heeft verdachte, op voornoemde plaats(en) toen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voornoemde [dochter], waarvan de moeder genaamd is: [moeder], en/of waarvan hij, verdachte, de vader is, en die beiden het ouderlijk gezag uitoefenen, opzettelijk zonder toestemming van de moeder, voornoemd, (vanuit Egypte) overgebracht naar en/of achter gelaten op een plaats in Soedan, die de moeder niet bekend was (en is), en die zodanig feitelijk buiten de invloedssfeer van die [moeder] lag, dat de uitoefening van dat gezag door die [moeder] onmogelijk was geworden, dat [dochter] daardoor werd onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk de moeder van [dochter], [moeder], over [docht4er] uitoefende.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over haar gesteld gezag, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is.

Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Het hof is van oordeel dat verdachtes handelen, waardoor een jong kind en haar moeder duurzaam van elkaar worden gescheiden – men zou kunnen spreken van kinderroof –, een rechtsschending van uitzonderlijke zwaarte oplevert. De gevolgen hiervan zijn evident. De moeder is haar dochter, haar enig kind, kwijt. Van haar dochter is haar al tweeëneenhalf jaar niets bekend. De moeder kan zich op geen enkele wijze ontfermen over haar eigen dochter. Zij voelt zich volkomen machteloos. Vanwege de jonge leeftijd van het kind is het van groot belang dat de moeder bij de opvoeding van het kind wordt betrokken. Het kind zal daarnaast elke dag meer van haar eigen moeder vervreemden.

Het feit wordt nog in aanzienlijke mate verergerd doordat de verdachte inmiddels jarenlang, ondanks een kort geding, ondanks een strafvervolging en ondanks oplegging door de rechtbank van een gevangenisstraf van niet te verwaarlozen zwaarte, de oplossing van de situatie heeft gestagneerd en heeft gesaboteerd. Een treurig dieptepunt ziet het hof in de wijze waarop de verdachte heeft getracht de deskundige A. Al-Alim te betrekken bij bedrog van alle betrokkenen en van het hof. De verdachte wilde immers een verklaring opstellen en ondertekenen die schijnbaar tot een uitweg uit de impasse zou leiden, welke verklaring dan aan de ambassade zou moeten worden aangeboden met de (uiteraard volkomen valse) mededeling dat die verklaring onder dwang was getekend. Gelijktijdig zou mondeling de boodschap moeten worden overgebracht dat de verdachte de terugkeer van zijn dochter naar Nederland of naar de moeder in werkelijkheid niet wenste.

Daar komt bij dat het delict nog voortduurt en dat de zaak elke maand zwaarder wordt in zijn gevolgen voor de rechtstreeks betrokkenen, die al jaren tussen hoop en vrees balanceren en al meermalen vreselijke teleurstellingen hebben moeten incasseren.

De rechtbank heeft in eerste aanleg een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar opgelegd. Het hof is van oordeel dat bestraffing met de zwaarst mogelijke sanctie op zijn plaats is en zal een nog zwaardere straf opleggen dan de zeven jaar die in hoger beroep door de advocaat-generaal is gevorderd, namelijk de voor dit feit maximale gevangenisstraf (van negen jaar).

Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

  • Wijst af het verzoek tot aanhouding van de zaak.
  • Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
  • Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
  • Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
  • Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
  • Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
  • Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Aldus gewezen door
mr. M.H.M. Boekhorst Carrillo, voorzitter,
mr. J.M.J. Denie en mr. J.H.M. Zwinkels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven, griffier,
en op 19 juli 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

augustus 2, 2010 at 9:19 am 5 reacties

5 maart 2010 – Symposium “Van loyaliteitsconflict tot ouderverstoting” – Bezoekruimte Het Huis, Brugge, België

LOCATIE:

Het Huis – Neutrale bezoekruimte Rozendal 5 8000 Brugge Tel.: 0497/258.392 www.hethuis.be 320-0820881-40

PROGRAMMA – Uurrooster van 9.00 to 17.00 uur:

9 u 00: Onthaal

9 u 30: Welkomstwoord door Paul Theeuws – voorzitter Het Huis vzw

9 u 45: Dirk de Fauw – gedeputeerde Provincie West-Vlaanderen

10 u 00: Voorstelling Het Huis – Andrea Croonenberghs – ambassadrice Het Huis – Antwerpen

10 u 30: Joep Zander – pedagoog, auteur, founding father van de verklaring van Langeac

11 u 15: Pauze

11 u 30: Tony Van Loon – mede oprichter Het Huis – doctor in de moraalwetenschappen VUB

12 u 15: Broodjeslunch

13 u 15: Prof. Dr. Chris Dillen – forensisch psychiater, VUB

14 u 00: Dhr/mv Jeugdrechter

14 u 30: Mv. T’Hooft – substituut-procureur-generaal – (onder voorbehoud)

15 u 15: Luc Goutry – Parlementslid – Gelegenheid tot vraagstelling aan de verschillende sprekers

16 u 15: Receptie

17 u 00: Einde

INSCHRIJVING

Deelname €30 te betalen op rek. 320-0820881-40 voor 15.02.2010 met vermelding “Symposium Brugge” (drank en broodjeslunch inbegrepen)

Inschrijven via hethuis@telenet.be info tel 03/216.17.17 na betaling wordt uw inschrijving bevestigd

Er wordt een aanwezigheidsattest afgeleverd indien gevraagd

Het Huis – Neutrale bezoekruimte – Rozendal 5, 8000 Brugge, België, Tel.: 0032 – 497/258.392 www.hethuis.be, Rek nr. 320-0820881-40

PDF versie: http://www.hethuis.be/Pictures/ProgrammaBrugge.pdf
Bezoekruimte Het Huis in België, Brugge

februari 10, 2010 at 2:13 pm 1 reactie

26 februari 2010 – Symposium “Van loyaliteitsconflict tot ouderverstoting” – Bezoekruimte Het Huis, Antwerpen, België

LOCATIE:

Het Huis – Neutrale bezoekruimte Wittestraat 116/3 2020 Antwerpen (Kiel) Tel.: 03/216.17.17 www.hethuis.be 320-0820881-40

PROGRAMMA – Uurrooster van 9.00 to 17.00 uur:

9 u 00: Onthaal

9 u 30: Welkomstwoord door Paul Theeuws – voorzitter Het Huis vzw

9 u 45: Voorstelling Het Huis (film)

10 u 00: Mathias Sercu – ambassadeur Het Huis – Brugge – ervaringsdeskundige

10 u 30: Joep Zander – pedagoog, auteur, founding father van de verklaring van Langeac

11 u 15: Pauze

11 u 30: Dirk De Waele – substituut – procureur – generaal

12 u 15: Broodjeslunch

13 u 15: Prof. Dr. Chris Dillen – forensisch psychiater, VUB

14 u 00: Katrien Schrijvers – Vlaams Parlementslid

14 u 45: Christiaan Denoyelle – jeugdrechter te Antwerpen

15 u 30: Rita Hey oprichter – algemeen coördinator Het Huis – neutrale bezoekruimte

Gelegenheid tot vraagstelling aan de verschillende sprekers

16 u 15: Receptie

17 u 00: Einde

INSCHRIJVING:

Deelname €30 te betalen op rek. 320-0820881-40 voor 12.02.2010 met vermelding “Symposium Antwerpen” (drank en broodjeslunch inbegrepen)

Inschrijven via hethuis@telenet.be info tel 03/216.17.17 na betaling wordt uw inschrijving bevestigd

Er wordt een aanwezigheidsattest afgeleverd indien gevraagd

Het Huis – Neutrale bezoekruimte – Wittestraat 116/3, 2020 Antwerpen (Kiel) Tel.: 0032 – 3/216.17.17 www.hethuis.be, Rek. nr. 320-0820881-40

Pdf-versie http://www.hethuis.be/Pictures/ProgrammaAntwerpen.pdf

Het Huis – Antwerpen – neutrale bezoekruimte – “Veilig, deskundig en vrijwillig”

februari 9, 2010 at 2:50 pm Plaats een reactie

‘Thuis heerste het grote zwijgen’ (Cornald Maas interviewt in de Volkskrant kinderen van gescheiden ouders)

Bron: Volkskrant – Interviewserie Uit Elkaar – INTERVIEW – Cornald Maas – 10 oktober 2009

Cornald Maas in gesprek met kinderen van gescheiden ouders. Deze week: Anouk van Klaveren, 36, revisor bij een vertaalbureau en freelance vertaler. Haar vader hield haar hand vast toen ze een kind was, las verhaaltjes voor het slapengaan, en toch kon zij niet geloven dat hij van haar hield. ‘Gehersenspoeld als ik was door mijn moeder dacht ik: waarom doet hij alsof?’

——————————————————————————

Zie voor een overzicht van de inmiddels uit 19 interviews bestaande series interviews van Cornald Maas in de Volkskrant met kinderen van gescheiden ouders onder de titels “Uit elkaar” en “‘Toegang krijgen”:

——————————————————————————

‘Mijn moeder heeft altijd alleen maar kwaad gesproken van mijn vader. Hij werd als de boeman afgeschilderd die nooit wat voor ons betaalde, die niet de moeite nam ons te bellen, die niks voor ons deed. ‘Hij houdt niet van jullie’, zei mijn moeder steevast. We gingen wel op bezoek bij mijn vader, en dan ondernam hij het nodige, maar het maffe is: ik ging toch in het verhaal van mijn moeder geloven, ik raakte erdoor geïndoctrineerd – niet zo gek als je elke dag hetzelfde verhaal te horen krijgt. Mijn vader kookte uitgebreid voor ons, las verhaaltjes voor als we naar bed gingen, hield mijn hand vast als we op straat liepen, allemaal dingen die mijn moeder nooit deed. En toch had ik last van gemengde gevoelens.

Gehersenspoeld als ik was, door de verhalen van mijn moeder, dacht ik: wat doe ik hier? Waarom doet mijn vader moeite voor ons als hij toch niet van ons houdt? Waarom doet hij alsof? Dat het wel eens echt kon zijn, wat hij deed, en niet fake, dat kwam niet eens in me op. Pas veel jaren later – ik was toen al ruim 20 – kwam het besef dat het misschien anders was. En pas dit jaar bleek dat wat mijn moeder altijd heeft ontkend toch waar is: dat ze bewust mijn vader heeft zwartgemaakt, om zo haar woede en frustraties af te reageren. ‘Heb ik dat gedaan?’, zei ze als ik ernaar vroeg. Ik dacht dan dat ze het echt niet meer wist. Maar tijdens het huwelijk van mijn zus sprak ik een broer van mijn zwager die zelf aan het scheiden was. Hij vertelde me dat mijn moeder het aan hem had toegegeven. Het was een hele schok voor me, toen ik dat hoorde. Ik heb mijn moeder sindsdien amper nog gesproken.

Ze scheidde van mijn vader toen ik 7 was. Mijn moeder, zus, broertje en ik verhuisden naar Nijmegen. Ik zie mezelf nog zitten, in dat rijtjeshuis in die nieuwbouwwijk, met een transistorradio in de vorm van een grote dobbelsteen, luisterend naar melancholieke liedjes.

Er brak een periode aan waarin ik me alleen voelde, en die periode heeft lang geduurd. Over de scheiding werd niet gesproken. Er werd eigenlijk over niks gepraat: niet over hoe het op school was, niet over hoe het met me ging. Thuis heerste het grote zwijgen. Mijn moeder was er fysiek wel, maar kon er emotioneel niet voor ons zijn. Als ik vragen stelde kon of wilde ze geen antwoorden geven.

Ik spaarde de vragen op en vuurde ze af op mijn vader als ik bij hem was. Mijn moeder had geen contact meer met hem. Als hij ons kwam ophalen moest hij zijn auto een paar straten verderop parkeren, Hij mocht haar niet onder ogen komen, mijn moeder zei dat ze zich kapot schaamde voor hem. Ze wilde zelfs dat we haar achternaam zouden krijgen.

Wij leefden intussen betrekkelijk geïsoleerd. Met haar familie had mijn moeder het contact verbroken. Ik had wel een vriendinnetje op school, maar met haar besprak ik niet hoe ik me voelde. Dat heb ik ook later eigenlijk nooit gedaan. Ik ken ook niemand die dezelfde vragen en twijfels heeft als ik. Mijn zus heeft me nog niet zolang geleden verteld dat ze de verhalen van mijn moeder over mijn vader nooit heeft geloofd. Ik weet niet waarom ik altijd heb gedacht dat die verhalen wel klopten.

Mijn vader ben ik met enige regelmaat blijven zien. Toen ik 15 was, kreeg hij kanker. Twee jaar is hij ziek geweest, en toen hij niks meer kon en bijna dood was, heeft mijn moeder besloten om hem in huis te halen. Ik snapte daar niks van: waarom zou je de vijand – want dat was hij voor haar – in huis halen? Maar ik vroeg niks, en er werd ook niks uitgelegd. Een week heeft hij nog geleefd en mijn moeder heeft gezegd dat ze, de avond vóór hij stierf, nog een fijn gesprek met hem heeft gehad. Ze wilde niet zeggen waarover.

Kort na zijn dood emigreerde mijn moeder naar Turkije, waar ze negen jaar zou blijven. Ze had het helemaal met Nederland gehad. Mijn broertje ging mee, tegen zijn zin. Zelf voelde ik eindelijk de vrijheid, al duurde het nog behoorlijk lang voor ik mijn leven een beetje in balans had.

Sinds twee jaar ben ik getrouwd. Mijn man is lief voor me en geeft me veel aandacht, dus ik moet constateren dat hij van me houdt. Maar ook hoor ik steeds dat stemmetje dat het misschien niet zo is – een erfenis van het gedrag van mijn moeder. Moeite heb ik met aanraken, spontaan zijn, knuffelen. Kinderen wil ik niet. Veel te bang ben ik dat ik net zo afstandelijk zal zijn als mijn moeder, en ze geen liefde kan geven. Bang ben ik ook dat ik net zo wraakzuchtig zal zijn als zij, mocht het tot een scheiding komen. Dat zou ik mijn kinderen nooit willen aandoen.

Mijn vader heeft nooit iets kwaads over mijn moeder gezegd. Maar zij houdt tot op de dag van vandaag vol dat mijn vader niet in staat was om van iemand te houden, en dat ze dat ook bevestigd heeft gekregen door een psycholoog. Het is nu te laat, omdat hij niet meer leeft, maar wat zou ik het hem graag hebben gevraagd: of mijn moeder de waarheid sprak, of dat hij wel degelijk van ons gehouden heeft. Maar misschien is dat ook wel een vraag die je niet aan je ouders stelt. Ik heb met eigen ogen gezien dat hij veel voor ons over had. Daaruit zou ik op zijn minst moeten afleiden dat hij om ons gaf. Maar zodra ik dat denk slaat ook de twijfel weer toe: misschien had hij toch last van emotionele beperkingen, misschien heeft hij nooit van mij gehouden.’

oktober 10, 2009 at 5:14 pm Plaats een reactie

BJ5347 – Gerechtshof Den Bosch – Raad voor Kinderbescherming stelt in rapport mogelijke diagnose ouderverstotingssyndroom of Parental Alienation Syndrome (PAS)

BJ5347 – Uitspraak Gerechtshof Den Bosch – Raad voor de Kinderbescherming stelt in rapportage in een omgangszaak formeel een mogelijke diagnose ouderverstotingssyndroom of Parental Alienation Syndrome (PAS) vast

Inleiding

Het Gerechtshof Den Bosch geeft in onderstaande uitspraak een kindermishandelende moeder de vrije hand tot verdere ouderverstoting van vader en sluit de kinderen buiten van hun vader.

Van belang in deze uitspraak is echter wel dat de Raad voor de Kinderbescherming (zie daartoe de paragrafen 3.10 en 3.15 in onderstaande uitspraak van het Gerechtshof Den Bosch) in haar rapportage aan de Rechtbank Den Bosch in deze zaak formeel de mogelijke diagnose van het Ouderverstotingssyndroom of Parental Alienation Syndrome (PAS) stelt en daarmee het verschijnsel PAS bij scheidingskinderen erkent als mogelijke probleemdiagnose.

Dit is nu de tweede keer dat het ouderverstotingssyndroom in uitspraken van een rechterlijk college terugkomt. Eerder gebeurde dat in de uitspraak van 13 juni 2007 door de Rechtbank Maastricht (BA7155).

Drs.  Peter Tromp

Pedagoog, Vaderkenniscentrum

————-
Uitspraak LJN: BJ5347, Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch , HV 200.009.917
Datum uitspraak: 13-08-2009
Datum publicatie: 14-08-2009
Rechtsgebied: Personen-en familierecht
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie:

Contactverbod op grond van artikel 1:253a lid 2 aanhef en onder sub a Bw jo. Artikel 1:377a lid 3 sub a en/of d Bw.

Uitspraak

JM

13 augustus 2009

Sector civiel recht

Zaaknummer: HV 200.009.917/01

Zaaknummers eerste aanleg: 155362/FA RK 07-722 en 155419/FA RK 07-747

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Beschikking

in de zaak in hoger beroep van:

[X.],

wonende te [woonplaats],

appellante in principaal appel,

geïntimeerde in incidenteel appel,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. G.M. de Winther-Meijers,

t e g e n

[Y.],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde in principaal appel,

appellant in incidenteel appel,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. I. Gerrand

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 27 juni 2008.

2. Het geding in hoger beroep

2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 juli 2008, heeft de moeder – voor zover hier van belang – het hof verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat het recht van de vader op onbegeleide (vrije) omgang met de minderjarige kinderen van partijen gedurende de periode dat de kinderen de twaalfjarige leeftijd nog niet hebben bereikt wordt geschorst en te bepalen dat het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen van partijen wordt gewijzigd in die zin dat alleen de moeder met het ouderlijk gezag over hen wordt belast.

2.2. Bij verweerschrift met producties, tevens houdende incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 4 augustus 2008, heeft de vader het hof verzocht het verzoek van de moeder af te wijzen als zijnde ongegrond en/of niet, althans onvoldoende, bewezen en voormelde beschikking te bekrachtigen met verbetering van de grond inhoudende dat het opleggen van een dwangsom niet aan de orde zou zijn, met veroordeling van de moeder in de kosten van het appel. Het hof begrijpt het petitum van de man aldus, dat hij het hof verzoekt alsnog ten laste van de moeder een dwangsom van € 500,- per overtreding per dag aan de omgangsregeling te verbinden.

2.3. Bij verweerschrift in incidenteel appel met productie, ingekomen ter griffie op 11 september 2008, heeft de moeder het hof verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het incidenteel appel van de vader af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen.

2.4. Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 4 augustus 2008, heeft Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (hierna: de stichting), belanghebbende in deze procedure, zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

2.3. Op 23 september 2008 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden en is de zaak aangehouden in afwachting van de resultaten van een hulpverleningstraject van de stichting. Van de mondelinge behandeling is een verkort proces-verbaal opgemaakt.

2.4. Op 4 juni 2009 heeft een nadere mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

– de moeder, bijgestaan door mr. G.M. de Winther-Meijers;

– de vader, bijgestaan door mr. I. Gerrand;

– de stichting, vertegenwoordigd door mevrouw M. Mous;

– de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), vertegenwoordigd door mevrouw E. van den Dam.

2.5. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

–   de brief van de advocaat van de moeder van 18 september 2008 met als bijlage productie 13 bij het appelschrift;

–  de brief van de stichting van 2 januari 2009;

–  de brief van de advocaat van de moeder van 8 januari 2009;

–  de brief van de advocaat van de vader van 30 januari 2009;

–  de brief van de advocaat van de vader van 24 maart 2009;

–  de schoolrapporten van [A.] en [B.] van de tweede periode van het schooljaar 2007-2008;

–  de tijdens de mondelinge behandeling van 4 juni 2009 door de stichting overgelegde beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 4 mei 2009 waarin de rechtbank het verzoek van de vader tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen van partijen heeft afgewezen.

3. De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel

3.1. Partijen zijn op 15 juni 1998 met elkaar gehuwd.

Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:

–  [A.] (hierna: [A.]), op [geboortejaar] te [geboorteplaats];

–  [B.] (hierna: [B.]), op [geboortejaar] te [geboorteplaats].

3.2. Bij beschikking van 5 november 2004 heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 8 februari 2005 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank bepaald dat de kinderen het hoofdverblijf bij de moeder hebben.

3.3. Bij beschikking van 8 april 2005 heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch een door partijen overeengekomen omgangsregeling vastgesteld, inhoudende dat de vader gerechtigd is tot omgang met [A.] en [B.] gedurende elke zondag van 11:00 tot 19:00 uur alsmede twee weken in de zomervakantie, een week in de kerstvakantie (tweede week) en gedurende andere feestdagen op de tweede feestdag.

3.4. De moeder heeft wijziging gevraagd van de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 8 april 2005, alsmede wijziging van het ouderlijk gezag verzocht. Bij de bestreden, – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank de omgangsregeling gewijzigd zodanig dat de vader gerechtigd is tot omgang met [A.] en [B.]:

–  vanaf 1 juli 2008 gedurende een periode van 6 weken één keer per week begeleide omgang op zaterdag van 10:00 uur tot 18:00 uur, welke begeleiding zal geschieden door tante [C.] of tante [D.], bij partijen genoegzaam bekend;

–  vanaf 12 augustus 2008 gedurende een periode van 6 weken één keer per week onbegeleide omgang op zaterdag van 10:00 tot 18:00 uur;

–   vanaf 23 september 2008 onbegeleide omgang en wel gedurende één weekend per veertien dagen vanaf vrijdagavond 18:00 uur tot zondagavond 18:00 uur.

Voorts heeft de rechtbank het verzoek van de moeder tot wijziging van het gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag van de moeder afgewezen.

3.5. De moeder en de vader kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen. De grieven van de moeder richten zich tegen de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling en de afwijzing van haar verzoek om alleen met het gezag belast te worden. De grief van de vader richt zich tegen de overweging van de rechtbank dat zij ervan uitgaat dat de moeder zal meewerken aan de omgangsregeling, zodat een dwangsom niet aan de orde is.

3.6. Het hof stelt vast dat partijen na de echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen zijn blijven uitoefenen. Zoals nader uit deze beschikking zal blijken, zal het hof het gezamenlijk gezag handhaven.

Omgang

3.7. Het hof stelt vast dat met ingang van 1 maart 2009 artikel 1:377h BW is komen te vervallen. Op het onderhavige geschil is sinds die datum het gewijzigde artikel 1:253a BW van toepassing. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.

In het geval van een geschil omtrent een omgangsregeling in het kader van de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.

De rechter kan op grond van artikel 1:253a BW uitsluitend indien het belang van het kind dit vereist een tijdelijk verbod aan een ouder opleggen om met het kind contact te hebben.

3.8. Ingevolge artikel 1:377a lid 3 BW – dat op grond van artikel 1:253a lid 4 BW van overeenkomstige toepassing is – ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:

a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of

b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of

c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of

d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

3.9. De moeder wenst dat het recht van de vader op onbegeleide (vrije) omgang met de kinderen gedurende de periode dat de kinderen de twaalfjarige leeftijd nog niet hebben bereikt, wordt geschorst. Zij voert in haar beroepschrift – samengevat – het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat niet is komen vast te staan dat de vader de kinderen seksueel heeft misbruikt en dat van andere contra-indicaties niet is gebleken. Voorts bestaat tussen de kinderen en de vader amper een band en willen zij geen omgang met de vader. Sinds er geen omgang meer plaatsvindt gaat het heel goed met de kinderen. Omgang is voor de kinderen heel erg belastend. Ondanks haar bezwaren heeft de moeder in eerste aanleg tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2008 aan de rechtbank meegedeeld dat zij bereid is haar medewerking te verlenen aan omgang tussen de vader en de kinderen, in eerste instantie onder begeleiding. De rechtbank heeft echter ten onrechte de zaak niet aangehouden in afwachting van het verloop van de begeleide omgang en de toegezegde hulpverlening aan zowel de vader als de moeder. Onbegeleide omgang kan pas plaatsvinden indien blijkt dat de begeleide omgang goed is verlopen en dient plaats te vinden in openbare gelegenheden, zodat de veiligheid van de kinderen gewaarborgd is. Een weekendregeling met een overnachting van de kinderen bij de vader is in strijd met het belang van de kinderen. De veiligheid van de kinderen dient boven alles te worden gegarandeerd.

3.10. De vader voert in zijn verweerschrift – samengevat – het volgende aan. Er is geen sprake van seksueel misbruik. De officier van justitie heeft naar aanleiding van de klacht van de moeder en de verhoren van de kinderen besloten geen vervolging in te stellen en dit hof heeft het klaagschrift van de moeder tegen dit besluit ongegrond verklaard. Tot medio 2006, voordat de moeder de omgang staakte, was de omgang in orde en waren er geen negatieve signalen van de kinderen naar de vader. De kinderen worden sterk door de moeder beïnvloed en de vader is evenals de raad van mening dat niet uitgesloten is dat er sprake is van een ouderverstotingssyndroom (PAS). Als er al sprake zou zijn van toegezegde hulpverlening in eerste aanleg, staat dit een omgang van de vader met de kinderen niet in de weg. De door partijen tijdens de zitting in eerste aanleg overeengekomen begeleide omgang is door de moeder niet nagekomen. De moeder grijpt elk argument en elke mogelijkheid aan om de omgang van de vader met de kinderen te verhinderen. Er is geen reden om de omgang in een openbare gelegenheid te laten plaatsvinden en de kinderen kunnen ook bij de vader overnachten. Dat hebben zij in het verleden ook gedaan.

De vader voert voorts in incidenteel appel aan dat in de onderhavige zaak een dwangsom opportuun is. De moeder heeft geweigerd mee te werken aan de uitvoering van de in de bestreden beschikking neergelegde begeleide omgangsregeling van de eerste periode van zes weken en heeft via haar advocaat aangegeven ook na ommekomst van die zes weken niet mee te werken.

3.11. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 23 september 2008 heeft de stichting een te bewandelen hulpverleningstraject voor de kinderen van partijen en onder meer de moeder uitgestippeld en hebben partijen verklaard bereid te zijn aan dit traject mee te werken. Het hof heeft vervolgens iedere inhoudelijke beslissing in deze zaak aangehouden in afwachting van het door de stichting uit te brengen rapport en advies.

3.12. Bij brief van 2 januari 2009 heeft de stichting verslag gedaan van het hulpverleningstraject. Uit dit verslag blijkt dat er in samenspraak met de ouders een 6-stappenplan is opgesteld, maar dat het traject is gestopt na stap twee, waarbij de vader een kaartje heeft geschreven aan de kinderen. De kinderen reageerden heel heftig op het voorlezen van de kaart. Naar aanleiding hiervan heeft intern overleg tussen de gedragswetenschappers van de stichting plaatsgevonden. De gedragswetenschappers zijn van mening dat het niet in het belang van de kinderen is om nu tot een omgangsregeling te komen. Aangezien het heel goed gaat met de kinderen en ze op dit moment geen enkele klacht of anderszins afwijkend gedrag vertonen, is het nu niet het moment om speltherapie of andere hulp aan te bieden. De stichting concludeert in haar brief dat zij geen mogelijkheden ziet tot begeleiden tot en bij omgang. De gezinsvoogd vindt het heel vreselijk voor de vader, maar ziet, evenals de gedragswetenschappers, geen mogelijkheden om daar stappen in te ondernemen zonder de kinderen te beschadigen. Uithuisplaatsing van de kinderen, zoals de man voorstelt, acht de stichting absoluut geen optie en gijzeling en dwangsommen evenmin.

3.13. Partijen hebben respectievelijk bij brief van 8 januari en 24 maart 2009 en tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2009 op de brief van de stichting gereageerd. De moeder sluit zich aan bij het standpunt van de stichting en wijzigt naar aanleiding hiervan haar verzoek in die zin dat zij nu primair verzoekt de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen en subsidiair het recht op omgang te schorsen. De vader voert – met betrekking tot de omgang – het volgende aan. Het traject van de stichting heeft slechts kort geduurd en de moeder heeft aan de eerste stap (het geven van de door de vader gestuurde Donald Duck aan de kinderen) al geen medewerking verleend. Het bevreemdt de vader ten zeerste dat de kinderen gedurende de begeleide omgang bij Kompaan in 2007 en begin 2008 geen angst toonden jegens hun vader en dat zij ruim acht maanden daarna, gedurende welke periode er geen contact was tussen de vader en de kinderen, wel blijk geven van angsten jegens de vader. De vader kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de moeder de kinderen uitermate negatief heeft geïnformeerd over de vader en dat zij derhalve een grote rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de angsten van de kinderen. De vader is van mening dat in het belang van de kinderen een psychologisch onderzoek dient te worden gelast door Fora of een andere deskundige. Er heeft nog niet eerder een dergelijk onafhankelijk onderzoek plaatsgevonden. De vader verzoekt het hof tevens een ouderschapsonderzoek te gelasten, waarbij ook de kinderen worden betrokken.

3.14. Het hof overweegt als volgt.

Uit de stukken is gebleken dat de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen medio december 2006 door de moeder is stopgezet. Sindsdien heeft er geen omgang meer plaatsgevonden met uitzondering van de acht door stichting Kompaan begeleide bezoeken in een omgangshuis in de periode van september 2007 tot en met februari 2008. De moeder beschuldigt de vader van seksueel misbruik. Het hof is van oordeel dat er geen enkele aanleiding is om aan seksueel misbruik van de kinderen door de vader te denken. De voorbeelden die de moeder noemt, moeten eerder als onschuldig spel worden geïnterpreteerd. De raad geeft in haar rapport van 23 mei 2007 aan dat zij geen signalen heeft geconstateerd die zouden duiden op seksueel misbruik. De moeder is ook niet met de kinderen naar de huisarts gegaan om ze te laten onderzoeken en heeft voor de kinderen geen psychologische hulp gezocht. Naar aanleiding van de aangifte die de moeder heeft gedaan, heeft de officier van justitie besloten de vader niet te vervolgen en het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, dat de moeder vervolgens heeft ingediend bij dit hof, is afgewezen. Voorts heeft ook mevrouw Mous van de stichting, die de ouders de afgelopen periode intensief heeft begeleid, op de zitting verklaard niet te geloven dat er sprake is geweest van seksueel misbruik.

3.15. Het hof heeft wel, anders dan de stichting, ernstige zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. De in de brief van de stichting van 2 januari 2009 omschreven reactie van de kinderen op het voorlezen van de kaart van hun vader is zo extreem dat het zeer waarschijnlijk is dat er sprake is van grote sociaal-emotionele problemen bij de kinderen. De raad kwam in haar rapport van 23 mei 2007 tot de conclusie dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd. De raad zag aanwijzingen die wezen in de richting van het Parental Alienation Syndrome, waarbij kinderen worden aangezet door één ouder de andere ouder te denigreren. De raad noemde de manier waarop de moeder haar liefde voor haar kinderen laat zien verstikkend. De moeder zette volgens de raad met haar handelswijze de kinderen klem en de kinderen kregen niet de ruimte zich op eigen en natuurlijke wijze sociaal-emotioneel te ontwikkelen. Daarnaast vond de raad de manier waarop de moeder met haar vermoedens van seksueel misbruik omging zeer beschadigend voor de kinderen. De raad adviseerde intensieve thuisbegeleiding en individuele hulpverlening aan de moeder. De moeder had volgens de raad ondersteuning nodig bij het invullen van haar ouderrol, het loslaten van de partnerstrijd en het omgaan met en het effect van haar ervaringen in relatie tot het gevoel van afwijzing. Naar het oordeel van het hof blijkt uit de stukken niet dat er in de houding van de moeder sindsdien een verbetering is opgetreden. Uit de brief van de stichting blijkt bijvoorbeeld dat de moeder tegen de kinderen heeft gezegd dat als iemand van je houdt, hij niet doet wat papa deed. Ook heeft de moeder geen individuele hulpverlening gehad. Tijdens de zitting van 4 juni 2009 is gebleken dat de moeder geen inzicht heeft in de gevolgen van haar gedrag voor de kinderen en dat zij ook niet open staat voor individuele hulpverlening aan haarzelf.

3.16. Helaas heeft de blokkade die er bij de moeder bestaat, waar die ook door wordt veroorzaakt, er inmiddels toe geleid dat de kinderen nu een zodanig gedrag vertonen dat het niet verantwoord is om in het kader van de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken een (onbegeleide) regeling vast te stellen en zeker niet op straffe van een dwangsom. Gezien de reactie van de kinderen alleen al op het voorlezen van de kaart van de vader is duidelijk dat op dit moment een regeling ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen en/of anderszins in strijd zou zijn met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Voorts hebben zowel de stichting als de raad tijdens de zitting van 4 juni 2009 verklaard dat de kinderen rust nodig hebben. Het hof volgt het advies van de stichting en de raad, hoezeer het hof ook beseft dat dit moeilijk te accepteren zal zijn voor de vader. Het hof heeft echter het belang van de kinderen voorop te stellen en dat belang brengt thans mee dat na een lange periode van proberen via Kompaan en via het stappenplan van de stichting om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen, er nu rust moet komen voor de kinderen. Het hof zal derhalve in het belang van de kinderen het contact tussen de vader en de kinderen tijdelijk verbieden voor de periode van een jaar. Een langere periode dan een jaar acht het hof niet wenselijk en overigens niet mogelijk op grond van het arrest van de Hoge Raad van 27 februari 2009 (LJN 365045). In zoverre is het verzoek van de moeder om de vader de omgang te ontzeggen of de omgang te schorsen totdat de kinderen twaalf jaar zijn, niet toewijsbaar. Een onderzoek door Fora of een andere deskundige acht het hof op dit moment te belastend voor de kinderen. Ook hier geldt dat de kinderen een periode van rust nodig hebben. Sinds 2007 heeft er een raadsonderzoek plaatsgevonden, is er begeleide omgang geweest via Kompaan en is er een hulpverleningstraject geweest van de stichting. De kinderen hebben hierdoor reeds lange tijd onder druk gestaan.

Het hof is van oordeel dat er op termijn alsnog contact moet komen tussen de kinderen en hun vader en dat het in dat kader van belang is dat de moeder goed naar zichzelf kijkt en hulp zoekt om te ontdekken waar haar blokkade vandaan komt en hoe deze kan worden opgeheven ten behoeve van het welzijn van de kinderen. Het is voor de kinderen van groot belang, ook voor het aangaan van relaties op latere leeftijd, te weten wie hun vader is en daar contact mee te hebben. Gezien de ervaringen in gelijksoortige zaken, is te verwachten dat de kinderen later problemen zullen ondervinden met het aangaan van relaties indien er niets verandert.

3.17. Een ouderschapsonderzoek zou normaal gesproken een goede optie zijn, echter in dit geval niet gezien de volstrekt halsstarrige houding van de moeder. Het hof betwijfelt ten zeerste of een gedwongen bemiddeling in de onderhavige zaak op dit moment tot resultaat zou leiden en het hof heeft geen behoefte aan een deskundigenbericht. Voorts is een ouderschapsonderzoek niet goed voorstelbaar zonder daar de kinderen bij te betrekken en de kinderen hebben op dit moment rust nodig. Ook is te verwachten dat de moeder de kinderen opnieuw met de strijd tussen de ouders zal belasten naar aanleiding van het ouderschapsonderzoek.

Het zij herhaald dat het betreurenswaardig voor de vader is dat er op dit moment geen regeling tot stand kan komen, echter de belangen van de kinderen wegen hier zwaarder.

Informatie- en consultatieplicht

3.18. De vader heeft in zijn brief van 24 maart 2009 het hof verzocht de moeder een informatie- en consultatieplicht op te leggen gedurende de periode dat er geen omgang is tussen de vader en de kinderen, waarbij de moeder de vader eens per maand schriftelijk dient te informeren over de ontwikkelingen van de kinderen. Dit verzoek vormt een aanvulling op zijn zelfstandig verzoek in eerste aanleg tot uitbreiding van de omgangsregeling. De moeder heeft geen bezwaar gemaakt tegen indiening van dit aanvullende verzoek, zodat dit door het hof in behandeling kan worden genomen. De moeder heeft zich wel inhoudelijk tegen toewijzing van het verzoek verzet. Zij heeft ter zitting verklaard dat zij van mening is dat zij aan de informatieplicht voldoet door het opsturen van de rapporten van de kinderen. Zij wil geen foto’s van de kinderen aan de vader sturen, omdat zij bang is dat de vader de kinderen dan zal gaan ontvoeren.

3.19. Ingevolge artikel 1:253a lid 2 sub c BW kan de rechter een regeling vaststellen omtrent de wijze waarop de informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft. Het hof is van oordeel dat het van groot belang is dat de moeder op correcte wijze uitvoering geeft aan haar informatieplicht, zeker omdat er het komende jaar geen contact zal zijn tussen de vader en de kinderen. Nu de moeder een te beperkte uitleg geeft aan deze plicht, zal het hof een regeling vaststellen. De moeder dient eenmaal per drie maanden de vader schriftelijk informeren over de schoolprestaties van de kinderen, hun gezondheid en algeheel welzijn, hun hobby’s en vrijetijdsbesteding en andere ontwikkelingen ten aanzien van de kinderen. Onder de door de moeder te verstrekken informatie valt ook het nieuwe adres van de kinderen in geval van een eventuele verhuizing. Voorts dient de moeder elke drie maanden een goed gelijkende foto van ieder kind aan de vader te sturen. Er is naar het oordeel van het hof geen enkele aanleiding om te denken dat de vader de kinderen zal ontvoeren en de moeder heeft deze stelling ook niet nader onderbouwd.

Gezag

3.20. De moeder wenst alleen met het gezag over de kinderen belast te worden. Zij stelt dat de relatie tussen haar en de vader ernstig is verstoord en dat er tussen hen in het geheel geen communicatie plaatsvindt. De relatie tussen partijen is nog verder verslechterd doordat de vader het verzoek van de gezinsvoogd tot uithuisplaatsing van de kinderen ondersteunde. Volgens de moeder zullen de kinderen bij handhaving van het gezamenlijk ouderlijk gezag klem of verloren raken. De moeder heeft voorts een procedure moeten starten bij de rechtbank om vervangende toestemming te krijgen om naar België te verhuizen.

3.21. De vader voert aan dat er geen contact tussen partijen is omdat de moeder dit niet toelaat. De steun van de vader aan het verzoek tot uithuisplaatsing was begrijpelijk omdat de moeder, terwijl er sprake was van een ondertoezichtstelling, de kinderen zonder overleg en zonder toestemming van de gezinsvoogd plotseling van school had gehaald met de mededeling dat zij niet meer terug zou komen en de moeder bovendien voor niemand bereikbaar was. Indien de moeder alleen met het gezag wordt belast, voorziet de vader dat zij met de kinderen zonder achterlating van een nieuw adres zal verhuizen naar België, waardoor het voor de vader vrijwel onmogelijk zal zijn ooit nog te weten hoe het met de kinderen gaat. Het in stand houden van het gezamenlijk gezag is niet in strijd met de belangen van de kinderen.

3.22. Het hof overweegt als volgt.

Ingevolge het op 1 maart 2009 gewijzigde artikel 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.

De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, indien:

a.  er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

b.  wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

3.23. Uitgangspunt is dat het gezamenlijk gezag van voorheen met elkaar gehuwde ouders gehandhaafd blijft, tenzij wijziging van het gezag noodzakelijk is in het belang van het kind. Het hof is van oordeel dat het in casu in het belang van de kinderen is dat het gezamenlijk gezag gehandhaafd blijft. Het hof is met de vader van oordeel dat het niet denkbeeldig is dat in geval van eenhoofdig gezag van de moeder de vader ieder zicht op de kinderen verliest doordat de moeder naar België vertrekt. Het is in het belang van de kinderen dat hun vader in beeld blijft, ook al heeft hij op dit moment geen contact met hen, zodat de vader in de toekomst wel weer in staat zal zijn een deel van de zorg- en opvoedingstaken op zich te nemen. Zoals de raad in zijn rapport van 23 met 2007 aangaf, kan de vader een beschermende factor vormen voor de kinderen in het kader van hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Voorts is er met betrekking tot de uitvoering van het gezag geen onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Het enkele feit dat er geen communicatie is tussen de ouders, is daarvoor onvoldoende. Er zijn met uitzondering van het punt van de verhuizing naar België geen conflictpunten met betrekking tot het gezag doordat in de praktijk de moeder alle beslissingen die nodig zijn in het kader van de verzorging en opvoeding van de kinderen zelfstandig neemt en de vader zich daar – zijns ondanks – niet mee bemoeit. De strijd van de ouders heeft met name betrekking op het vermeende seksueel misbruik en het contact tussen de kinderen en de vader en niet op de uitvoering van het gezag. Het hof zal gezien het voorgaande het verzoek van de moeder tot wijziging van het gezag afwijzen.

4. De beslissing

Het hof:

in principaal en incidenteel appel:

vernietigt de beschikking van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 27 juni 2008 voor zover daarbij een omgangsregeling is vastgesteld;

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

wijzigt de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 8 april 2005 in die zin dat het hof de vader met ingang van heden verbiedt om contact te hebben met de minderjarige kinderen van partijen gedurende een periode van één jaar;

bepaalt dat de moeder de vader éénmaal per drie maanden schriftelijk informeert omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige kinderen van partijen, waarbij onder gewichtige aangelegenheden dient te worden verstaan hetgeen in rechtsoverweging 3.19. is vermeld en dat de moeder éénmaal per drie maanden een goed gelijkende foto van ieder kind aan de vader verstrekt;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 27 juni 2008 voor zover daarbij het verzoek van de moeder tot het toekennen aan haar van het eenhoofdig gezag over de minderjarige kinderen van partijen is afgewezen;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Smeenk-van der Weijden, Everaars-Katerberg en Van Harinxma thoe Slooten en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2009.

  • Mw. mr. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden – Vice-president Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, Datum ingang:2006-04-01
  • Mw. mr. R.R. Everaars-Katerberg; Raadsheer Gerechtshof ’s-Hertogenbosch; Datum ingang:2007-03-01
  • Dhr. mr.dr. L.R. van Harinxma Thoe Slooten; Raadsheer Plaatsvervanger Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, Datum ingang:2006-10-20; Raadsheer Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 2009-08-01

augustus 13, 2009 at 9:49 am 89 reacties

Older Posts



Contact met het Vader Kennis Centrum (VKC):
Jacob Cabeliaustraat 17
3554 VH Utrecht
T. 030 - 238 3636
secretariaat@vaderkenniscentrum.nl

‘Jullie papa is helemaal niet lief’ :: Peter van Straaten

Peter van Straaten - Jullie papa is helemaal niet lief - Over ouderverstoting of oudervervreemding door moeders bijscheiding en omgang

Over oudervervreemding of -verstoting bij scheiding en omgang

Geef hier uw email adres op om email attenderingen van nieuwe artikelen te ontvangen.

Voeg je bij 637 andere abonnees

Info pagina’s

Alle artikelen

  • 10 mei 2012 - Uitspraak Rechtbank Den Bosch: Uit huis plaatsing vanwege ouderverstotingssyndroom
  • 17 november 2011 - Uitspraak Rechtbank Roermond - Voorbeeld inzet "klemcriterium" en "loyaliteitsconflict" om kinderen tegen hun wil bij zorgvader weg te halen en bij moeder te plaatsen
  • 13 november 2010 - Belgisch wetsvoorstel tegen oudervervreemding en tot invoering van ouderbegeleiding onder gerechtelijk toezicht in het strafrecht
  • 26 augustus 2010 - Nieuwe Braziliaanse Wet 12 318 definieert en bestraft oudervervreemding na scheiding als kindermishandeling
  • 2 augustus 2010 - Negen jaar cel voor oudervervreemding
  • 5 maart 2010 - Symposium “Van loyaliteitsconflict tot ouderverstoting” - Bezoekruimte Het Huis, Brugge, België
  • 26 februari 2010 - Symposium “Van loyaliteitsconflict tot ouderverstoting” - Bezoekruimte Het Huis, Antwerpen, België
  • 10 october 2009 - 'Thuis heerste het grote zwijgen' (Cornald Maas interviewt in de Volkskrant kinderen van gescheiden ouders)
  • 13 augustus 2009 - Uitspraak Gerechtshof Den Bosch - Raad voor Kinderbescherming stelt in rapport mogelijke diagnose ouderverstotingssyndroom of Parental Alienation Syndrome (PAS)
  • 3 december 2008 - Ouderverstotingssyndroom - Parental Alienation Syndrome (The Gregory Mantell Show - Video - delen 1 en 2)
  • 22 october 2008 - Le Syndrome d’Aliénation Parentale (Thése Médecinal à l’Université Claude Bernard-Lyon, Bénédicte Goudard, 2008)
  • 31 juli 2008 - Esma Kaplan - Ouderverstoting in Nederland (Masterthesis, Universiteit van Utrecht, 2008)
  • 13 juni 2007 - Uitspraak Rechtbank Maastricht - Rechter stelt in uitspraak ouderverstoting vast
  • 1 juni 2005 - Syndrome d’aliénation parentale - Diagnostic et prise en charge médico-juridique (Jean-Marc Delfieu, 2005)
  • 8 october 2002 - Verhaltensmuster und Persönlichkeitsstruktur Entfremdender Eltern (Walter Andritzky, 2002)
  • 15 december 1995 - Wolfgang Klenner - Rituale der Umgangsvereitelung bei getrenntlebenden oder geschiedenen Eltern - Eine psychologische Studie zur elterlichen Verantwortung (Duitsland, 1995)
  • 26 december 1994 - John Dunne & Marsha Hedrick – The Parental Alienation Syndrome – Analysis of Sixteen Selected Cases (1994)
  • Sigmund – Echtscheiding is voor kinderen psychologisch erger dan het overlijden van één van hun ouders!

    KA-PAW! Als moeder wil je toch het beste voor je kinderen.

    Categorieën

    mei 2024
    M D W D V Z Z
     12345
    6789101112
    13141516171819
    20212223242526
    2728293031  

    Blog Stats

    • 101.674 hits